Achtergrond

Zes dilemma’s – deel 1: Wat wordt de bijdrage van Nederland aan de wereldvoedselvoorziening?

Tot 2050 zal de wereldbevolking waarschijnlijk blijven groeien tot zo’n 9,7 miljard mensen, terwijl nu al ruim 2 miljard mensen geen voedselzekerheid hebben. Hoe voeden we die groeiende bevolking op een duurzame manier en welke rol speelt Nederland daarbij?

Nu speelt Nederland door zijn gunstige natuurlijke omstandigheden, innovatie en export een belangrijke rol in de voedselvoorziening, maar de intensieve landbouwproductie loopt tegen grenzen aan. Dat roept de vraag op: op welke schaal wil Nederland een bijdrage leveren? Richten we ons op de Nederlandse markt (zelfvoorzienend), op de Noord-Europese markt (momenteel onze grootste afzetmarkt) of op de wereldmarkt? En welke producten exporteren we dan? Blijven we primaire producten (zoals vlees en groenten) exporteren, blijven we doorvoerhaven van producten of exporteren we vooral uitgangsmateriaal, technologie en kennis?

De situatie nu is dat Nederland niet voldoende landbouwgrond heeft om de eigen bevolking te voeden, dus landbouwproducten als graan en palmolie moet importeren. De meeste landbouwexport gaat naar de driehoek Berlijn-Parijs-Londen, waarbij een derde deel wederuitvoer van import is. De grond in Nederland is schaars en daarmee duur, waardoor Nederland vooral hoogwaardige landbouwproducten en bijpassende technologie produceert en exporteert.

Nederland moet nadenken over deze handelspositie, in het licht van de klimaatverandering, de stikstofcrisis, biodiversiteitsherstel en energietransitie. Die duurzaamheidsopgaven begrenzen de landbouw en veeteelt, terwijl de biobased economy een nieuwe claim op plantaardig materiaal en grond legt.

Welke keuzes liggen er dan?

  • Nederland kan maximaal inzetten op de bijdrage aan de wereldvoedselvoorziening. Dat betekent dat Nederland vooral uitgangsmateriaal en innovatieve technologie ontwikkelt, met name om duurzame voedselsystemen hier en elders te ontwikkelen. Deze strategie vraagt minder landbouwgrond in Nederland, maar behoeft wel een intensief productiesysteem van een zekere omvang, zodat bijvoorbeeld de plantenveredeling en veehouderijsystemen voorop blijven lopen.
  • Een totaal andere optie is dat Nederland zich terugtrekt uit de internationale voedselvoorziening. Nederland kiest voor een extensief landbouwmodel met een ander verdienmodel, korte ketens en lokale markten, waarbij boeren betaald krijgen voor (minder) voedsel en (meer) ecosysteemdiensten. Bij deze keuze blijft Nederland afhankelijk van voedselimport en levert de agrofoodsector geen bijdrage meer aan de Nederlandse economie.
  • Een derde positie vertrekt vanuit een Europese voedselstrategie. Daarbij wil Europa meer zelfvoorzienend worden, gelet op de geopolitieke instabiliteit in de wereld. Deze visie wijst er op dat de hoeveelheid landbouwgrond in Europa afneemt door klimaatverandering, natuurontwikkeling en verstedelijking en dat de landbouw op dit moment (te) afhankelijk is van fossiele energie, fosfaat en kali, en arbeid en water. Hoe produceert Europa voldoende voedsel onder die omstandigheden? En wat is de bijdrage van Nederland dan in deze Europese voedselagenda? Nederland blijft in deze variant voedsel -denk aan aardappelen, vlees, groente en fruit – en uitgangsmateriaal exporteren, op een intensieve en duurzame wijze. Maar Nederland zal niet langer in sierteelt en biobased gewassen investeren, tenzij het reststromen zijn.

Het lijkt WUR logisch om deze discussie op de schaal van (noordwest) Europa te voeren, omdat Nederland onderdeel is van de Europese markt, de handel vooral plaatsvindt met omringende landen, veel ketenpartijen op deze schaal actief zijn en de regelgeving voor voedsel in Europa grotendeels hetzelfde is. Wat betreft de wereldvoedselvoorziening loopt er een discussie of de Nederlandse agrofoodsector nog wel een internationale voorbeeldfunctie heeft met haar accent op landbouwkundige en technologische innovatie, productiviteit en efficiëntie.

6 dilemma's

In het maatschappelijke debat over landbouw en natuur gaat het vaak over het halveren van de veestapel en of we de stikstofdoelen in 2030 of 2035 moeten halen. Maar zijn dit wel de goede vragen? Een groep Wageningse onderzoekers identificeerde 6 dilemma’s die medebepalend zijn voor de toekomst van de landbouw en natuur in Nederland.

In de serie 6 Dilemma’s worden alle dilemma’s stuk voor stuk uitgelicht en
wordt er dieper op de materie ingegaan.

Lees de hele serie