Achtergrond
Zes dilemma’s – deel 6: Hoe te sturen op consumentengedrag?
Een transitie naar een duurzaam voedselsysteem kan alleen worden gerealiseerd als het hele voedselsysteem meebeweegt, inclusief het consumentengedrag. Zolang wij niet duurzame en gezonde keuzes maken in de supermarkt, het afhaalrestaurant en de speciaalzaak, blijft het voedselsysteem een flinke impact hebben op klimaat, milieu en biodiversiteit. En die impact wordt vaak nog groter door de groei van de wereldbevolking, de toename van welvaart (waardoor mensen bijvoorbeeld meer vlees gaan eten) en verstedelijking.
Hoe zorgen we ervoor dat de gehele wereldbevolking de beschikking krijgt over voedsel dat zowel duurzaam, gezond, veilig, betaalbaar als cultureel aanvaardbaar is? Dat is niet eenvoudig, want nu nog worden de werkelijke maatschappelijke kosten van voedingsproducten vaak niet doorberekend in de prijzen, zodat ketenpartijen en consumenten niet de juiste prijsprikkels krijgen. We willen naar een voedselsysteem waarin duurzaam geproduceerd voedsel goedkoper en winstgevender is dan niet duurzaam geproduceerd en minder gezond voedsel.
Beïnvloeding en keuzevrijheid
Maar sturing van onze consumptie ligt gevoelig. In Nederland hechten we aan de individuele keuzevrijheid van consumenten. Hooguit proberen we consumptie te sturen met keurmerken en labels, maar de impact daarvan is beperkt. Verdergaande beïnvloeding van ons gedrag, bijvoorbeeld met een vleestaks, stuit al snel op bezwaren en verzet. Tegelijkertijd weten we hoe ons consumptiegedrag nu ook wordt gestuurd door reclames, aanbiedingen en winkelinrichting – jarenlang was stunten met vlees een succesvolle manier van supermarkten om extra klanten te trekken.
Welke instrumenten zijn er om ons consumptiegedrag te veranderen? Bij minimale sturing verwachten we dat consumenten zelf verstandige keuzes maken, maar in praktijk kiezen consumenten vaak voor prijs en gemak boven klimaat, gezondheid en biodiversiteit in de winkel. Minimale sturing is dus onvoldoende. Bij meer sturing zien we een breed palet aan opties. Specifieke heffingen, zoals een suiker- of vleestaks, zijn zeer effectief maar omstreden.
Zo’n belasting laat echter de voedselomgeving en economische prikkels ongemoeid. Echt sturen op het veranderen van consumptiepatronen betekent dat we ook moeten sturen op prikkels waar marktpartijen op reageren. Denk daarbij aan het structureel in rekening brengen van ongewenste externe effecten en sectorbrede duurzaamheidsafspraken. Ook technologie kan een rol spelen, zoals individuele voedselprogramma’s op basis van biometrie (data over ons lichaam) die adviseren over duurzame en gezonde voedingskeuzes.
Onderdeel van het voedselsysteem
Welke keuzes we ook maken, we kunnen onze consumptie niet los zien van de rest van het voedselsysteem. Aangezien voedselsystemen vaak complex en internationaal zijn en een deel van het in Nederland geproduceerde voedsel wordt geëxporteerd, moeten we naar het globale perspectief kijken en nagaan of onze consumptie en productie bijdraagt aan onduurzaam gedrag in het buitenland.
Er is in Nederland weinig politiek draagvlak om in te grijpen in onze voedselconsumptie. De schroom om bij te sturen in onze voedselkeuzes, staat in schril contrast met bijvoorbeeld de vrij algemeen geaccepteerde beprijzing van fossiele brandstoffen, tabak en alcohol om het gebruik terug te dringen.
Samenhang: de 6 dilemma’s die we hebben besproken, zijn op tal van manieren met elkaar verbonden. Daarom is het belangrijk om de dilemma’s in samenhang te bekijken, waarbij een keuze binnen het ene dilemma gevolgen heeft voor de andere.
6 dilemma's
In het maatschappelijke debat over landbouw en natuur gaat het vaak over het halveren van de veestapel en of we de stikstofdoelen in 2030 of 2035 moeten halen. Maar zijn dit wel de goede vragen? Een groep Wageningse onderzoekers identificeerde 6 dilemma’s die medebepalend zijn voor de toekomst van de landbouw en natuur in Nederland.
In de serie 6 Dilemma’s worden alle dilemma’s stuk voor stuk uitgelicht en wordt er dieper op de materie ingegaan.