Longread
Kustzone in beweging
Ons klimaat verandert, en onze kustzone verandert mee. Het water wordt warmer, de zeespiegel stijgt, zeestromingen veranderen. Welke gevolgen heeft dat voor de natuur, voor de visserij en voor onze kustverdediging? Wat kunnen we doen om die impact zo veel mogelijk te beperken? Wageningen Marine Research doet onderzoek naar dergelijke vragen. Vaak vanuit verschillende disciplines, en in samenwerking met andere partijen.
Van de Zeeuwse Delta tot de Hollandse Duinen, van Texel tot Rottumeroog en van de ondiepe Noordzee tot de Waddenzee: goed beschouwd bestaat een groot deel van ons land uit kust. Zee, strand, duinen en kwelders zijn onlosmakelijk verbonden met onze cultuurhistorie. Ze vervullen ook allerlei belangrijke functies: voor de natuurlijke ecosystemen, voor onze visserij, scheepvaart, energievoorziening en recreatie, en voor de verdediging van ons laaggelegen land tegen de zee. Al die functies veranderen nu het klimaat verandert.
Beleid en beheer
“Voor Nederland is het van belang te weten wat er precies verandert en hoe veranderingen met elkaar samenhangen”, vertelt Karen van de Wolfshaar, theoretisch ecoloog van Wageningen Marine Research. “En welke gevolgen dat heeft voor beleid en beheer. Dat is precies waar Wageningen Marine Research sterk in is. We doen onderzoek naar fundamentele processen, maar vrijwel altijd met een link naar de praktijk.”
Zelf maakt Van de Wolfshaar modellen die de natuurlijke wereld proberen te doorgronden, van de groei van individuele dieren tot de dynamiek van populaties en voedselwebben. “We zien nu al dat er, vanwege het warmer wordende zeewater, verschuivingen optreden in het voorkomen van soorten”, vertelt ze. “Kabeljauw, een koudeminnende soort, zwemt bijvoorbeeld al nauwelijks meer in de zuidelijke Noordzee. Makreel vind je daarentegen nu tot ver boven Noorwegen. Zeebaars en mul, die commercieel gezien ook interessant zijn, zie je steeds meer in de Noordzee.”
Kinderkamer
Wageningen Marine Research deed uitgebreid onderzoek naar de voortplanting van schol, een economisch belangrijke platvissoort. “Nu al zien we dat die op andere momenten én op andere plekken gaat paaien”, vertelt ze. “Dat betekent dat er wellicht minder jonge scholletjes zullen terechtkomen in de ‘kinderkamers’: de ondiepe kustzones waar de omstandigheden het gunstigst zijn om op te groeien. Ze arriveren daar nu al eerder, wat het vroegere paaien bevestigt.”
Dit kan op langere termijn gevolgen hebben voor de Nederlandse scholvisserij, merkt de ecoloog op. “Dat betekent dat we goed moeten kijken naar de manier waarop we de adviezen voor de vangstquota opstellen. Bijvoorbeeld door niet te rekenen met de hoeveelheid paairijpe vis, maar met de werkelijke hoeveelheid nakomelingen.”
Als het vóórkomen van vissen in de Noordzee verandert, kunnen andere quota nodig zijn. Nieuwe quota voor vissen die voor het eerst in de Noordzee opduiken, bijvoorbeeld, of lagere quota voor soorten die langzaam verdwijnen. “Landen moeten wellicht de quota onderling anders verdelen”, zegt Van de Wolfshaar. “Dat alles kan alleen op basis van goede wetenschappelijke data. Daar ligt onze rol als WMR: wij dragen bij aan de kennisbasis. Vervolgens is het aan beleidsmakers om daar iets mee te doen.”
Interacties
Als de vissamenstelling verandert, heeft dat ook invloed op de rest van het voedselweb in de Noordzee. “De interacties zijn zó complex dat we daar nu nog niet goed aan kunnen rekenen”, zegt Van de Wolfshaar. “Maar we zijn begin 2022 gestart met een groot Europees project om betere voedselwebmodellen te maken. Dan kunnen we, in combinatie met nieuwe klimaatscenario’s, betere voorspellingen gaan maken van veranderingen in het Noordzee-ecosysteem.”
In het Europese project doen meer dan twintig partners mee uit verschillende Europese landen. Van de Wolfshaar werkt aan de impact van klimaatverandering op vissoorten en visserij; andere partners leveren data aan op het gebied van bijvoorbeeld bodemdieren, plankton en fysische eigenschappen, zoals stroming en temperatuur, maar ook bijvoorbeeld de vangststrategieën van vissers.
De onderzoekers werken niet allemaal met dezelfde modellen, maar willen samen, door verschillende modellen met elkaar te combineren, zo goed mogelijke voorspellingen gaan doen. “En zo kun je gaandeweg ook de modellen verbeteren”, vertelt de ecoloog. “Ensemble modelling, noemen we dat.”
Kustversterking
Van de Wolfshaar rekent ook aan de impact van zandwinning op de Noordzee. Dat zand gebruikt Rijkswaterstaat voor het versterken van de Nederlandse kust. “Maar die grootschalige extractie heeft mogelijk allerlei ecologische gevolgen”, zegt ze. “Bijvoorbeeld voor de levenscyclus van schol, garnalen en andere bodemdieren. Dat weten we nu nog onvoldoende.”
Dat geldt ook voor de impact van het opspuiten van het zand op de kust. “Het kan zijn dat je daarmee het voedsel van vogels of platvissen begraaft”, zegt ze. “Maar het kan ook zijn dat je deze soorten juist een maaltijd serveert, doordat je grote hoeveelheden dode bodemdieren neerlegt. De timing en de locatie zijn daarbij van belang. En waarschijnlijk ook factoren als de korrelgrootte van het zand. Die verschilt per zandwinningslocatie.”
Natuur als basis
In dit onderzoek werkt Van de Wolfshaar samen met collega’s binnen Wageningen Marine Research. Een van hen is Martin Baptist. Als marien ecoloog, gepromoveerd in de civiele techniek, richt hij zich op zogeheten nature-based solutions. Dat zijn oplossingen voor grote maatschappelijke vraagstukken, zoals kustverdediging, op basis van natuurlijke processen. “Neem nu de duinen”, zegt hij. “Die vormen een natuurlijke barrière die vanzelf aangroeit onder invloed van wind en zeestromingen. En kwelders groeien aan door de afzetting van slib. Dergelijke systemen kunnen vanzelf meebewegen met zeespiegelstijging – in tegenstelling tot systemen van beton en staal.”
Langs de kust bij het Zuid-Hollandse Monster werken Rijkswaterstaat en andere partijen, waaronder Wageningen Marine Research, al jarenlang samen aan een grootschalig proefproject: De Zandmotor. Op deze plek is in 2011 zo’n 21,5 miljoen m³ zand op de kust aangebracht in de vorm van een schiereiland, waarna het zand zichzelf, onder invloed van wind en stroming, verspreidt tussen Hoek van Holland en Scheveningen. Daar draagt het bij aan strand- en duinvorming. “Andere instituten onderzoeken de fysische aspecten”, legt Baptist uit, “en wij vooral de ecologische. Hoe kun je dergelijke projecten bijvoorbeeld zó uitvoeren dat de natuur het minste schade lijdt, of juist profiteert? Wij adviseren vervolgens hoe, waar en wanneer je de zandwinning en de suppletie het beste kunt uitvoeren.”
Combineren
De ervaringen van De Zandmotor zijn al toegepast in Noord-Holland bij de Hondsbossche en Pettemer Zeewering. Daar is de harde kering in de afgelopen jaren vervangen door een duinsysteem. “Ander voorbeelden zijn de Prins Hendrik Zanddijk op Texel en de Meegroeidijk in het Eems-Dollardgebied”, vertelt Baptist. “En in Indonesië werken wij mee aan mangroveherstel. Die mangroven zijn niet alleen een belangrijke kraam- en kinderkamer voor vissen en garnalen, maar helpen ook bij het tegengaan van kusterosie.”
Nature-based solutions zijn niet altijd voldoende, benadrukt Baptist – en daarmee zeker niet de énige oplossing. “Op sommige plekken heb je ook gewoon dammen en dijken nodig. Maar je kunt de twee concepten vaak prima met elkaar combineren. Als je vóór een dijk een kwelder aanlegt, kun je bijvoorbeeld de golfslag tegen de dijk sterk terugbrengen. Dan hoef je die dijk minder hoog te maken en bespaar je op onderhoud.”
Opschalen
Bij veel van dergelijke proefprojecten werkt Wageningen Marine Research in consortia, bijvoorbeeld met Rijkswaterstaat, bagger- en ingenieursbedrijven, tal van instituten en ook natuurorganisaties. “Van die samenwerking profiteren alle partijen”, vertelt Baptist. “De bottleneck is het opschalen van pilots naar grootschalige toepassingen. Dan merk je dat we in Nederland echt kampen met ruimtegebrek. Een plan in de Oosterschelde botst bijvoorbeeld al snel met de mosselkweek. Of als ergens vogels, zeehonden of natuurlijke mosselbanken voorkomen, dan hebben we een wettelijke plicht om die te beschermen. Dan mag je daar niet op grote schaal de omgeving aanpassen.”
Zandwinning botst ook steeds vaker met plannen voor offshore windmolenparken, merkt Baptist op. “Vanaf de parken lopen kabels door de zeebodem naar de kust. Dat vraagt om een heel goede planning in tijd en ruimte. Ook daarvoor is ons onderzoek van belang.”
Noordzeeakkoord
Oscar Bos, collega van Van de Wolfshaar en Baptist, houdt zich bezig met natuurbescherming op de Noordzee. “Een groot deel van de Nederlandse Noordzee is aangewezen als Natura2000-gebied”, vertelt hij. “Dat betekent dat Nederland de plicht heeft bepaalde soorten in die gebieden in stand te houden. Dat geldt al sinds 2005. Maar in de praktijk wordt er in veel van die gebieden toch nog gewoon gevist.”
De visserij gebeurt namelijk in overeenstemming met het Europese gemeenschappelijke visserijbeleid. “Met het nieuwe Noordzeeakkoord uit 2020, zijn er voor het eerst concrete plannen voor offshore zones waarin geen bodemberoerende visserij mag plaatsvinden, waarschijnlijk vanaf 2024”, zegt Bos. “Dat is een belangrijke stap.”
Indicatoren voor biodiversiteit
Intussen vinden er ook razendsnel allerlei grote ontwikkelingen plaats, bijvoorbeeld de bouw van windmolenparken, de steeds intensiverende scheepvaart en klimaatverandering. “Als je wilt onderzoeken wat die ontwikkelingen voor de natuur betekenen, en hoe je die dan vervolgens het beste kunt beschermen, dan moet je eerst weten wat er allemaal in de Noordzee leeft”, stelt Bos. “Dat klinkt logisch, maar in feite kennen we nog lang niet alle biodiversiteit.”
Bos onderzoekt die biodiversiteit op verschillende manieren, bijvoorbeeld met video, bodemmonsters en technieken zoals environmental dna. “En veel gegevens over vissen halen we uit visserijsurveys. Zo ontwikkelen we indicatoren voor de biodiversiteit. Die kunnen partijen zoals Rijkswaterstaat vervolgens gebruiken om te monitoren wat er leeft in bepaalde gebieden, bijvoorbeeld in windmolenparken. Dat is wel pionierswerk.”
Weerbaarder maken
In een Noordzee die zo snel aan het veranderen is, vinden allerlei ecologische verschuivingen plaats, benadrukt Bos. “Het is moeilijk om te zeggen: dit en dat komt door klimaatverandering. Er is vaak een interactie van invloeden”, stelt hij, “waar klimaatverandering dan over de hele linie nog een schepje bovenop doet.”
Wat je daarom het beste kunt doen om de impact van klimaatverandering tegen te gaan, is de ecosystemen over die hele linie zo veel mogelijk versterken, aldus Bos, zodat ze weerbaarder worden tegen menselijke invloeden. “Bijvoorbeeld door het instellen van visserijvrije zones. Want ik durf wel te stellen dat visserij op de Noordzee de grootste drukfactor is.”
Kansen voor natuur
Windmolenparken kunnen juist bijdragen aan lokale biodiversiteit: daar kun je immers niet vissen. Daar kunnen zich dus mogelijk hotspots voor vissoorten ontwikkelen. “En op de steenstort rond de windmolenbases kunnen zich oesterriffen gaan ontwikkelen”, vertelt Bos. “Wij onderzoeken onder welke omstandigheden die steenstort geschikt is voor inheemse oesters – en of je extra biodiversiteit zou kunnen krijgen als je er holtes in zou maken voor bijvoorbeeld vissen, kreeften en krabben.”
Het is dus niet alléén maar kommer en kwel op de Noordzee, besluit Bos. “Er zijn ook soortgroepen die de goede kant op gaan, zoals bruinvissen en zeehonden. Het aandeel grote vissen neemt weer iets toe. En de bouw van windmolenparken biedt dus allerlei nieuwe kansen. Het is aan ons om al die veranderingen zo goed mogelijk vast te leggen en te duiden.”