Weerbare Teeltsystemen
Hoe maken we teeltsystemen in de glastuinbouw en bij bloembollen weerbaarder tegen biotische en abiotische stressfactoren? Deze vraag staat centraal in het programma Resilient cultivation systems. Samen met partners uit het veld werken onderzoekers van de businessunit Glastuinbouw aan methodes, systemen en technologieën die zorgen voor een duurzame, weerbare en efficiënte teelt.
Het binnenklimaat van een kas is een deels gecontroleerde omgeving. Desondanks komen ook in de glastuinbouw schades voor aan teelten door ziektes, plagen en andere biotische en abiotische stressfactoren, zegt programmaleider Rick de Jong. “Deze werden voorheen vooral bestreden met chemische middelen. Maar door verminderd draagvlak vanuit de samenleving en strengere regelgeving moeten telers op zoek naar milieuvriendelijkere manieren om weerbare teelten te realiseren. Met het programma Resilient cultivation systems proberen wij daar aan bij te dragen.”
Verschillende expertises
Het programma Resilient cultivation systems bestaat uit verschillende expertises, zoals:
- Detectie van ziekten
- Dynamica van de wortelzone
- Entomologie (insectenkunde)
- Weerbare bloembollen
- Plantenfysiologie
- Weerbaarheidstechnologieën
- Gewasmanagement
- Fytopathologie (plantenziektekunde)
De Jong noemt een aantal voorbeelden van onderzoek dat binnen deze expertises gaat plaatsvinden. “Bij Detectie van ziekten wordt onder meer gekeken naar technologieën die plagen in een kas of op een plant vroegtijdig kunnen opsporen. Binnen de Entomologie wordt gewerkt aan methoden om plagen onder controle te krijgen met behulp van andere insecten. Bijvoorbeeld door eitjes van ongewenste insecten te parasiteren. Bij Weerbaarheidstechnologieën ligt de focus op de uitrusting van de kas, zoals coatings en systemen voor klimaatcontrole.”
Kennis bundelen in projecten
Naar vrijwel elk aspect dat in het programma aan bod komt, doet WUR al onderzoek, zegt De Jong. “We hebben dan ook al ontzettend veel kennis in huis. In het programma gaan we die kennis proberen te verbinden, onder meer door het opzetten van multidisciplinaire projecten. Hierbij betrekken we ook partners uit het veld, zoals telers en producenten van kassystemen. Zo hopen we tot de beste oplossingen te komen die bijdragen aan een totaalaanpak voor weerbaarheid van teelten in kassen.”
Gezond substraat en bodem
Een gezond substraat of bodem is een belangrijk uitgangspunt voor de teelt van gezonde tuinbouwgewassen. Hiervoor zijn duurzame aanpassingen en -teeltmaatregelen belangrijk voor een weerbare teelt.
Binnen weerbare systemen ligt de nadruk meer op ziekten voorkomen dan genezen. Om dit te bereiken is er een multidisciplinaire aanpak nodig waarbij gefocust wordt op het optimaliseren van zowel de fysisch-chemische en biologische aspecten in het wortelmilieu zodat groei en weerbaarheid van de plant en succesvolle bestrijding van ziekteverwekkers optimaal zijn.
Maatregelen kunnen fysieke en biologische aanpassingen aan groeisubstraten en bodems zijn. Deze aanpassingen zorgen voor verhogen van stabiliteit, drainage en draagkracht voor groei- en weerbaarheid verhogende schimmels en bacteriën. Meer en verschillende soorten van bodemleven (bv nuttige micro-organismen, nematoden of mijten) betekent dat er minder ruimte is voor ziekten en plagen in de bodem of substraat. Toepassingen variëren daarbij van bodemaanpassingen, aanpassingen aan opkweekmateriaal, potmengsels, groeisubstraten (steenwol, kokos, perliet), biologische substraten tot nieuwe teelten los van de grond zoals in Teelt de Grond Uit voor bollen, vollegrondgroenten en sierteelt.
Virussen en viroïden
Virusziekten spelen een belangrijke rol in de teelt van diverse gewassen onder glas. In zowel de groente- als de sierteelt kunnen virussen tot opbrengstverliezen leiden zelfs als er geen symptomen zichtbaar zijn.
Een mechanisch overdraagbaar virus kan worden geïntroduceerd door geïnfecteerd plantmateriaal en zaad. Via een mechanische overdracht, contact en gewashandelingen, kan het virus zich snel verspreiden. Een voorbeeld van een mechanisch overdraagbaar virus is komkommerbontvirus in komkommer. Naast een mechanische overdracht kunnen plantenvirussen worden verspreid door vectoren (insecten, schimmels, nematoden).
Viroïden kunnen net als virussen symptomen (misvorming, groeivermindering, kleurafwijkingen) veroorzaken in een waardplant en de wijze van overdracht komt sterk overeen. Veel viroïden kunnen via contact worden overgedragen zoals bij gewashandelingen. Om tijdig adequate beheersmaatregelen te kunnen treffen wordt onderzoek gedaan bij de business unit Glastuinbouw waarbij kennis wordt opgedaan over het gedrag van een virus of viroïde, de interactie tussen virus, plant en met de omgeving waarin de plant staat, de waardplanten en zijn vectoren. Dit onderzoek wordt uitgevoerd voor en samen met de praktijk.
Bedrijfshygiëne en ontsmetting
Direct bestrijden van virussen, viroïden en bacteriën in een plant is niet mogelijk. Daarom zal een aantasting in een teelt voorkomen moeten worden. Schoon uitgangsmateriaal is daarom belangrijk net als het nemen van de juiste hygiënemaatregelen. Een hygiëneprotocol is daarbij een uitstekend hulpmiddel. Door de business unit Glastuinbouw zijn hygiëneprotocollen geschreven ter voorkoming van verschillende ziekten.
Een teeltwisseling is de aangewezen periode om alles voor grondig te reinigen en ontsmetten. Kennis over de aanwezige pathogenen is daarbij belangrijk voor zowel het gebruik van de juiste maatregelen als de ontsmettingsmiddelen. Regelmatig wordt er onderzoek gedaan naar de effectiviteit van diverse ontsmettingsmiddelen.
Verschillende plantpathogenen verspreiden zich via het water. Bij hergebruik van voedingswater is het daarom nodig om het water te ontsmetten. De business unit Glastuinbouw werkt aan nieuwe ontsmettingsapparatuur en ontsmettingsmethoden. Door middel van onderzoek wordt vastgesteld of de apparatuur effectief is tegen verschillende pathogenen en vooral bij welke dosering.
Insecten en mijten
In bijna alle glastuinbouwgewassen komen plagen voor die het gewas aantasten. Dit kunnen insecten zijn zoals bladluis, wolluis, wittevlieg, trips, maar ook mijten zoals spint, weekhuidmijten en roestmijten.
Onderzoek is gericht op nieuwe natuurlijke vijanden, methoden om natuurlijke vijanden te ondersteunen, interacties tussen natuurlijke vijanden, biologische en chemische middelen, neveneffecten van middelen op natuurlijke vijanden, geurstoffen voor plagen en natuurlijke vijanden en het ontwikkelen van totaalconcepten voor geïntegreerde bestrijding.
Plantenziekten
De meeste ziekten in gewassen die geteeld worden in de Nederlandse kassen ondervinden schade van een of meerdere problemen met schimmels of bacteriën. Sommige van deze micro-organismen veroorzaken vooral schade aan het wortelgestel (zoals de schimmels Fusarium, Rhizoctonia, oömyceten Pythium en Phytophthora en de bacterie Agrobacterium rhizogenes) en anderen manifesteren zich voornamelijk bovengronds (echte meeldauw, oömyceet Phytophthora infestans, of bacteriën zoals Clavibacter michiganensis subsp. michiganensis).
De publieke opinie en de markt vragen steeds meer om producten die vrij zijn van residuën van chemische gewasbeschermingsmiddelen. Bovendien staat de effectiviteit van beschikbare middelen onder druk in verband met resistentieontwikkeling in verschillende pathogenen. Bacteriële ziekten zijn moeilijk te bestrijden omdat er op dit moment geen gewasbeschermingsmiddelen beschikbaar die specifiek tegen bacteriële plantenziekten gebruikt kunnen worden. Oplossingen voor schimmel- en bacteriële ziekten liggen daarom in preventie, toepassing van biologische bestrijding en verhogen van de plantweerbaarheid.
Voor de teelt vergt dit een andere manier van gewasbescherming en ziekteonderdrukking. De conditie van de plant komt daarin centraal te staan. Onderzoekers van de business unit Glastuinbouw werken daarom aan alternatieve methoden en toepassingen gebaseerd op: voorkomen (bedrijfshygiëne), antagonisme en concurrentie (andere bacteriën of schimmels), plantweerbaarheid, klimaatbeheersing (ventilatie) of fysische oplossingen (UV en verschillende LEDspectra).
Weerbaar gewas
Plantweerbaarheid staat voor het natuurlijke vermogen van een plant om zich tegen plagen en ziekten te verdedigen. Terwijl plantenresistentie constitutief is, i.e. het is genetisch gebaseerd en altijd aanwezig wordt plantweerbaarheid geïnduceerd, i.e. de weerbaarheid wordt alleen op het moment ingeschakeld dat de plant daadwerkelijk bedreigd wordt.
Weerbaarheid is gebaseerd op morfologische kenmerken zoals bladharen, waxlagen van het blad...etc. Daarnaast hebben planten veel inhoudsstoffen vooral secundaire metabolieten, welke betrokken zijn bij de afweer van planten tegen ziekten en plagen. Vooral wilde gewassen zijn hier rijk aan. Door vergelijking van deze kenmerken tussen vatbare en minder vatbare planten binnen een gewas kunnen wij morfologische en chemische kenmerken identificeren die bij plantweerbaarheid tegen ziekten en plagen betrokken zijn.
Deze kennis passen wij vervolgens toe op drie terreinen: ontwikkeling van merkers voor plantweerbaarheid, ontwikkeling van groene gewasbeschermingsmiddelen en gerichte sturing van weerbaarheidskenmerken door licht, micro-organismen en elicitors om vatbare planten minder vatbaar te maken. Daarmee dragen wij bij aan een duurzame en geïntegreerde beheersing van plagen en ziekten in de gesloten teelten.
Bestuiving
Bestuiving speelt een cruciale rol in de productie van groenten en zacht fruit gewassen. Goede bestuiving zorgt voor een hogere productie en een hogere vruchtkwaliteit. In de tomatenteelt wordt succesvol gewerkt met hommels.
In zacht fruit teelten is de bestuiving nog niet geoptimaliseerd. Naast hommels worden daar ook bijen ingezet. Beide presteren wisselvallig op donkere dagen en bij lage temperaturen in de winterperiode. Met veranderde teeltomstandigheden, zoals fossiel vrij telen, gebruik van LED- belichting, energiedoeken en kouder telen, krijgen de huidige toegepaste bestuivers het moeilijk. Daarom is het van groot belang om bestuivers die beter aangepast zijn aan wisselende omstandigheden in kasteelten te introduceren. Door het inzetten van meerdere bestuivende insectensoorten die elkaar kunnen aanvullen kan de bestuiving onder glas geoptimaliseerd worden.