Nieuws

20% minder bemesten en toch net zoveel oogsten?

article_published_on_label
21 oktober 2024

Hebt u al nagedacht over het bemestingsplan voor 2025? Naast een verdere afbouw van derogatie tot maximaal 200 of 190 kg stikstof uit dierlijke mest per ha in 2025 naar 170 kg in 2026, gaat vanaf 2025 in nutriëntverontreinigde gebieden (NV-gebieden) de gebruiksnorm voor stikstof met 20% naar beneden.

Maximale gebruiksnorm

Tabel 1 geeft de maximale norm voor kg werkzame stikstof per ha per jaar voor grasland weer, afhankelijk van het gebruik. Een bedrijf dat uitsluitend maait, heeft een hogere gebruiksnorm dan een bedrijf die ook weidgang toepast. Zandgrond valt onder ‘overig’. De maximale gebruiksnorm stikstof op zandgrond in 2025 voor maaien is 320 kg en weiden 250 kg. In de NV-gebieden is dit 20% lager, respectievelijk 256 en 200 kg stikstof per ha per jaar.

Tabel 1: Gebruiksnorm stikstof grasland vanaf 2025 voor gebruik ‘maaien’ buiten en in NV gebieden. En gebruik ‘maaien en weiden’ buiten en in NV gebieden (Grondwaterbeschermingsgebieden vallen onder NV gebied).
Tabel 1: Gebruiksnorm stikstof grasland vanaf 2025 voor gebruik ‘maaien’ buiten en in NV gebieden. En gebruik ‘maaien en weiden’ buiten en in NV gebieden (Grondwaterbeschermingsgebieden vallen onder NV gebied).

Stikstofgebruik op zandgrond

In 2025 mag op zandgrond maximaal 190 kg stikstof per ha uit dierlijke mest gegeven worden. Voor een bedrijf dat uitsluitend maait, is de werking vastgesteld op 60%. Voor een bedrijf dat maait en weidt, is deze 45%. Als voorbeeld een bedrijf op zandgrond in een NV-gebied, dat maait en weidt. De 190 kg stikstof uit mest heeft een (theoretische) werking van 85,5 kg. Er mag maximaal 200 kg gebruikt worden, dat betekent dat er nog 114,5 kg stikstof uit kunstmest mag worden aangevuld! Dit is 50 kg minder dan voorheen!

Tabel 2: Overzicht van stikstof gebruik voor grasland op zandgrond in 2025 in kg per ha.
Tabel 2: Overzicht van stikstof gebruik voor grasland op zandgrond in 2025 in kg per ha.

Maatregelen verbeteren mestbenutting en beperken verliezen

Om de lagere gebruiksnorm te kunnen opvangen zonder verlies aan opbrengst en of ruw eiwit, moet de ingezette bemesting beter benut worden en de verliezen beperkt. Hierbij een opsomming van maatregelen die van belang zijn om de mestbenutting te verbeteren en het verlies aan bemestingsruimte op te vangen:

  • Een goed functionerende bodem staat aan de basis van goede mestbenutting. Wees zuinig op de grond. Werk aan verhoging van organische stof in de bodem. Voorkom verdichting en wanneer deze, zoals dit jaar, toch optreedt, probeer deze op te heffen.
  • Bemonster bodem en mest, dan kan er gericht bemest worden.
  • Geef grasland relatief meer mest dan maisland en geef dit vroeg in het jaar. Bij voorkeur voorafgaand aan de eerste en tweede snede. Mest heeft tijd nodig om te mineraliseren, vroeg aangewende mest heeft in dat jaar de hoogste werking.
  • Scheurland heeft geen bemesting nodig. Wanneer de zode vroeg is vernietigd, zorgt dit op tijd voor voldoende nutriënten. Bij twijfel is voor mais een rijenbemesting met 20 kg stikstof per ha aan te raden. Daarnaast is aanvullend kali nodig.
  • Geef mais (bouwland) relatief minder mest. 30 kuub is voldoende wanneer ook een goede groenbemester is ondergewerkt. Geef daarnaast 30 kg stikstof in de rij.
  • Gekoppeld aan het bovenstaande is voldoende mestopslag nodig, om op het juiste moment voldoende mest beschikbaar te hebben. Voor 1 juli is de put leeg en de bemesting met dierlijke mest klaar. De latere snedes gras doen het met de nawerking van eerder gegeven mest, stikstof via vlinderbloemigen en of kunstmest.
  • Werk netjes bij de mesttoediening. Breng de drijfmest op zandgrond goed in de sleuf en bij klei- en veengrond goed op de grond, zonder gras tussen de mest en de bodem. Zorg voor goed gemixte, vloeibare mest. Verdunnen met water verbetert de werking. Voorkom overlap op de geer- en de kopakker en werk met GPS en sectieafsluiting.
  • Bij lagere mestgiften heeft zowel grasland als maisland aanvullend fosfaat en kali nodig. De hoeveelheid is afhankelijk van de fosfor- en kalitoestand van de bodem. Wanneer op grasland de drijfmest vooral in het voorjaar wordt gegeven, is het goed deze aanvulling in de loop van het seizoen te geven. Bij snijmais kan dit rondom het zaaien plaatsvinden. Bij derogatie is fosfaat uit kunstmest niet toegestaan.
  • Gebruik beperkt nitraat-stikstof voor de eerste snede. Ammonium en ureum werken dan beter en geven minder verliezen. Na de eerste snede is KAS een prima meststof.
  • Zorg voor voldoende aanvulling met zwavel, met name bij de eerste snede. Een combi-meststof van stikstof en zwavel is vaak de beste oplossing.
  • Vlinderbloemigen als klavers en luzerne kunnen een belangrijke rol spelen, zij binden stikstof uit de lucht die beschikbaar komt voor het gras of een volggewas.
  • Een goede gras- klaver- kruiden bestand kan het hele jaar zonder kunstmest stikstof. Bij twijfel alleen stikstof voorafgaand aan de eerste snede. De bespaarde kunstmeststikstof kan ingezet worden op gras zonder klaver en kruiden. Wel is de normale drijfmestgift nodig en afhankelijk van de bodemvoorraad is aanvullend 60 tot 120 kg kali nodig. Geef dit bij voorkeur in twee keer in de loop van de zomer.

Maak een uitdaging van het beter benutten van mest, dan zijn ondanks lagere normen nog goede opbrengsten te halen.