Teeltplan
Een goed teeltplan is belangrijk voor een goede benutting van de aangewende mineralen en het instant houden of verbeteren van de bodem kwaliteit (organische stof, fosfaat, ziekte resistentie). Een goed teeltplan resulteert in hogere opbrengsten (bij gelijkblijvende bemesting) en minder verliezen.
Vruchtwisseling
Om continuteelt van maïs te voorkomen vindt vruchtwisseling plaats op 44 van de 55 ha.11 ha is blijvend grasland. De vruchtopvolging is drie jaar grasklaver gevolgd door drie jaar maïs. Het laatste jaar mais zaaien we een zeer vroeg ras zodat we nog in het zelfde jaar succesvol grasklaver kunnen inzaaien. Ook experimenteren we het laatste jaar met vezelhennep.
Zeer weinig mest naar maïs
Het eerste jaar na drie jaar grasklaver krijgt maïs geen bemesting. Het groeit van de mineralen die vrijkomen uit de verterende oude graszode. Ook het tweede jaar profiteert maïs nog van de oude graszode. Belangrijk aspect is dat tijdens de drie jaar grasklaver meer fosfaat uit drijfmest gegeven wordt dan grasklaver onttrekt. Deze fosfaat is dan beschikbaar voor de maïs in de twee jaren erna. Ook is er na drie jaar extra drijfmest voldoende kali aanwezig.
Door de vruchtwisseling blijft het organische-stofgehalte van de bodem op peil en worden de mineralen optimaal benut
Gras onder maïs als vangstgewas
Maïs neemt alleen de stikstof op die het nodig heeft. Dit gebeurt hoofdzakelijk in juni en juli. De niet-opgenomen stikstof en de stikstof die via mineralisatie later in het seizoen nog vrijkomt, is gevoelig voor uitspoeling. Om dit te beperken zaaien we een vanggewas c.q. groenbemester.
Na de oogst zaaien vergroot echter het risico op een matig ontwikkeling. Om dit te vermijden zaaien we eind juni 15 kg Italiaans Raaigras met een eenvoudige pneumatische zaaimachine tijdens het schoffelen onder de maïs. Daarmee leggen we meer stikstof vast dan met een groenbemester in de herfst. Bovendien levert dit extra organische stof en bespaart het kosten.