Rabies hondsdolheid speeksel besmet dier

Rabiës

Rabiës (hondsdolheid; lyssa) is een van de oudst bekende zoönotische ziektes. Dat betekent dat de ziekte van dier op mens overgedragen kan worden. Mensen en dieren kunnen geïnfecteerd raken door het speeksel van besmette dieren, wanneer ze gebeten gekrabd of gelikt worden.

De ziekte wordt veroorzaakt door verschillende lyssavirussen (Lyssa was de Griekse godin van de waanzin). Dit zijn virussen die bij alle zoogdieren kunnen voorkomen. Het bekendst is het klassieke rabiësvirus. Dit komt wereldwijd onder meer voor bij honden, katten, fretten en vossen. Daarnaast komt het op de Amerikaanse continenten en sommige eilanden in het Caribische gebied ook voor bij vleermuizen.

Het virus is dodelijk wanneer er niet direct gestart wordt met een behandeling. Besmetting van mens-op-mens komt niet voor. Dieren die besmet zijn, kunnen het virus overdragen voordat ze zelf ziekteverschijnselen vertonen.

Verspreiding

De belangrijkste verspreiders van de ziekte zijn wereldwijd vooral carnivoren (honden, katten, vossen, apen en vleermuizen). Met rabiës besmette dieren zijn niet altijd herkenbaar; vooral van vleermuizen is bekend dat ze niet zichtbaar last hebben van het virus. Over het algemeen is het verdacht wanneer een dier agressief of onrustig is, of zich juist heel anders gedraagt dan natuurlijk is. In Nederland vormen hoofdzakelijk vleermuizen het reservoir, hoewel blootstelling via geïmporteerde (huis)dieren altijd een potentieel risico is.

Bij welke dieren kan rabiës voorkomen in Nederland?

Nederland is vrij van het klassieke rabiësvirus. In 1987 werden in ons land voor het eerst twee verwante lyssavirussen gevonden bij vleermuizen. Zij worden European Bat Lyssavirus (EBLV) genoemd en ze worden onderscheiden in twee typen, namelijk type 1 (EBLV-1) en type 2 (EBLV-2). EBLV-1 wordt in ons land, maar ook in andere Europese landen, regelmatig bij de laatvlieger (Eptesicus serotinus) gevonden. Onderzoek heeft aangetoond dat EBLV-1 bij gemiddeld 22% van de in ons land ziek, verzwakt of dood gevonden laatvliegers voorkomt. Deze dieren komen daardoor gemakkelijk in aanraking met mensen en huisdieren, meestal katten. Bij populaties onder gewone leefomstandigheden is dit percentage naar we aannemen aanzienlijk lager. EBLV-2 is in Nederland een paar keer aangetroffen bij de meervleermuis (Myotis dasycneme), maar in andere Europese landen wordt dit type virus vooral bij de watervleermuis (Myotis daubentonii) gevonden. Bij de franjestaart (Myotis nattereri) is in Duitsland en Frankrijk enkele malen het Bokeloh Bat Lyssa Virus (BBLV) aangetroffen. Bij  de Schreiber’s vleermuis (Miniopterus schreibersii), die in ons land niet voorkomt, maar wel elders in Europa, is het Lleida Bat Lyssa Virus (LBLV) gevonden. Bij elke vleermuis moet men dus in principe ermee rekening houden dat het dier een lyssavirus met zich mee kan dragen.

Vleermuisrabiës en het risico voor mensen

Je kunt een EBLV-infectie alleen oplopen door direct contact met een besmette vleermuis. Daarvoor is een beet, krab of contact met speeksel van de besmette vleermuis met ogen, neus, mond of een open wond(je) nodig. Je kunt dus geen rabiës oplopen wanneer je in dezelfde ruimte of gebouw bent als een vleermuis. Vleermuizen in spouwmuren vormen geen gevaar voor mensen. Wanneer EBLV bij een kolonie van laatvliegers wordt gevonden, gaat het meestal om één of enkele dieren. Vaak blijkt dat binnen zo’n kolonie daarna jarenlang geen of nauwelijks rabiës voorkomt. Een enkel dier met rabiës is zodoende geen reden om een kolonie uit een spouwmuur te verwijderen of te weren. Bovendien zijn alle vleermuissoorten in ons land beschermd op grond van enkele internationale verdragen en de Wet natuurbescherming. Dat wil zeggen dat vleermuizen niet opzettelijk mogen worden gevangen, gedood of verstoord. Ook mogen hun voortplantingsplaatsen of rustplaatsen niet worden beschadigd of vernield.

We weten niet goed welke virussen de 17 soorten vleermuizen in Nederland herbergen, en of deze schadelijk zijn voor de mens. Om kennis te vergroten neemt Wageningen University & Research deel aan de studie zoonoses in the night (2017-2022).

Wie behoort tot een risicogroep in verband met vleermuisrabiës?

Iedereen die beroepsmatig of als vrijwilliger in direct contact kan komen met vleermuizen loopt een zeker risico. Dit kunnen bijvoorbeeld vleermuisonderzoekers zijn of medewerkers van dierenambulances en opvangcentra voor gewonde, zieke of anderszins niet-valide uit het wild afkomstige dieren.

Is het belangrijk dat je tegen rabiës bent gevaccineerd wanneer je direct contact kunt hebben met vleermuizen? Er zijn in Europa maar enkele fatale gevallen van EBLV bij mensen bekend. Je hebt echter, wanneer je beroepsmatig of als vrijwilliger in direct contact kan komen met vleermuizen, een grote verantwoordelijkheid naar jezelf en anderen om je te laten vaccineren tegen rabiës. Bovendien kan een sporadisch fataal geval van EBLV bij een mens een wijdverspreide negatieve beeldvorming over vleermuizen teweeg brengen, terwijl zij een belangrijk onderdeel zijn van het ecosysteem. Voor wie regelmatig mogelijk wordt blootgesteld aan EBLV is een schema voor vaccinaties en titercontroles ontwikkeld.

Wat moet je doen als je bent gebeten of gekrabd door een vleermuis en je bent niet gevaccineerd tegen rabiës?

Borstel de wond onmiddellijk ten minste 10 minuten grondig met water en zeep. Desinfecteer de wond daarna met jodiumtinctuur of 70% alcohol. Indien dit niet beschikbaar is, gebruik dan gewone huishoudspiritus of een ander desinfectans. Neem hierna meteen contact op met de huisarts of de plaatselijke GGD en ook met de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA; telefoon 0900-0388, 24 uur per dag bereikbaar). Wanneer de vleermuis nog aanwezig is, probeer deze dan te vangen door er bijvoorbeeld een omgekeerde bloempot over heen te zetten, zodat de vleesmuis onderzocht kan worden. De NVWA regelt het transport van de (dode) vleermuis naar Wageningen Bioveterinary Research in Lelystad. Een vleermuis kan, indien nodig, binnen 24 uur op rabiës worden onderzocht.

Wat moet je doen als een huisdier (kat/hond) in contact is geweest met een vleermuis?

Neem onmiddellijk contact op met een dierenarts om het huisdier tegen rabiës te laten vaccineren. Geef hierbij aan dat het huisdier (vermoedelijk) in contact is geweest met een vleermuis. Mocht de vleermuis, al dan niet zichtbaar gewond, nog leven, neem dan contact op met een erkend opvangadres voor vleermuizen (zie www.vleermuis.net).

Wat moet je doen als je een dode vleermuis vindt?

Een dode vleermuis kan je voor onderzoek inzenden. Het is heel belangrijk dat je de vleermuis niet aanraakt met je blote handen.

Bekijk de instructies:

Virus

Het rabiësvirus (zie figuur 1) is een kogelvormig negatief strengig RNA-virus uit de orde Mononegavirales, familie Rhabdoviridae (Rhabdo=kogel), genus lyssavirus. Van het genus lyssavirus zijn inmiddels 16 genotypen (tabel 1) bekend. Alleen genotype 2 is nooit vastgesteld bij de mens.

Tabel 1
Tabel 1

Incubatietijd

Na een beet van een (geïnfecteerd) dier of de verzorging van een rabide persoon kan het rabiësvirus met het speeksel terechtkomen in het onderhuidse weefsel of in de spieren. Men neemt aan dat het virus zich in de spiercellen vermeerdert en als de concentratie hoog genoeg is, het zenuwstelsel binnendringt. De incubatietijd is bij de mens gemiddeld 20 tot 60 dagen, maar kan oplopen tot meer dan een jaar. De incubatietijd is vooral afhankelijk van de plaats waar men gebeten wordt, hoe verder van het centraal zenuwstelsel, hoe langer de incubatietijd. De diersoort die de beet heeft toegebracht, de aard van de beet en de hoeveelheid virus zijn medebepalend voor de incubatietijd.

Symptomen

De symptomen van rabiës zijn vooral in de eerste (prodromale) fase nogal wisselend en beginnen meestal vrij aspecifiek met een lichte koorts, algehele malaise, hoofdpijn, verminderde eetlust, keelpijn en misselijkheid. De plaats van de wond kan jeuken en pijnlijk zijn, mogelijk een gevolg van vermeerdering van het virus in de sensorische zenuwen.

In de neurologische fase doen zich symptomen voor als hyperactiviteit, nekstijfheid, stuiptrekkingen en verlammingsverschijnselen, vooral in het wondgebied. Bij ongeveer de helft van de patiënten treedt ook aërofobie of hydrofobie op. Het voelen van lucht of het zien van vloeistof lokt dan spasmen van de ademhalings- en slikspieren uit, die zo onaangenaam zijn dat de patiënt angst krijgt voor water (hydrophobia = watervrees).

Historie

Al van ruim 2000 jaar vóór Christus zijn er beschrijvingen bekend van wat naar alle waarschijnlijkheid rabiës is. In het jaar 100 na Christus beschreef de Romeinse encyclopedist (en mogelijk arts) Aurus Cornelis Celsus hydrofobie als één van de symptomen van rabiës bij de mens na het oplopen van een beet van een hondsdolle hond.

Ondanks het feit dat er al in 1885 door Louis Pasteur een effectief vaccin tegen rabiës ontwikkeld werd, is deze zoönose (een besmettelijk ziekte die overgebracht kan worden van dieren naar mensen of andersom van mensen naar dieren) vooral in ontwikkelingslanden nog steeds een heel groot volksgezondheidsprobleem. Volgens cijfers van de Wereld Gezondheids Organisatie (WHO) sterven jaarlijks nog steeds meer dan 59.000 mensen aan rabiës en krijgen circa 10 miljoen mensen een medische behandeling na blootstelling eraan. De WHO heeft in 2017 een “strategic vision” gelanceerd waarin men streeft naar nul dodelijke gevallen van hond gerelateerde rabiës vóór 2030!

Bestrijding

Al sinds de Middeleeuwen wordt in de meeste West-Europese landen middels de invoer van hondenbelasting de overlast van loslopende honden, en daarmee de verspreiding van rabiës, bestreden. De ziekte komt tegenwoordig in continentaal West-Europa vrijwel uitsluitend nog voor bij vossen. In Nederland en België is klassieke rabiës volledig uitgebannen door het oraal vaccineren van vossen en ander wild met lokazen, voorzien van een gemodificeerde rabiësvirusstam die de dieren immuniseerde. Deze methode is zo’n 25 jaar geleden ontwikkeld en heeft sindsdien uitstekende resultaten geboekt. Het jaarlijkse aantal rabiës gevallen in Europa is gedaald van 21.000 in 1990 naar 5.400 in 2004. Verschillende landen zoals Finland en Nederland (1991), Italië (1997), Zwitserland (1998), Frankrijk (2000), België en Luxemburg (2001) en de Tsjechische Republiek (2004) zijn sindsdien officieel rabiësvrij verklaard.

Publicaties

Links