Longread
Systeemtransities en politieke wil: de positionering van SSG in een nieuwe realiteit
Tijdens de laatste Lebo Talk werd mij gevraagd om te reflecteren op een uitspraak van Femke Wiersma, onze nieuwe minister van Landbouw. In recente uitspraken benadrukte ze dat de landbouw continu in ontwikkeling is. Ze stelde dat, hoewel de landbouw er over 100 jaar anders zal uitzien, deze ontwikkeling geen 'transitie' mag worden genoemd, omdat deze term een waardeoordeel inhoudt. Ze spreekt liever van 'doorontwikkeling'. Het is de moeite waard om op dit perspectief te reflecteren, vooral met het oog op hoe wij het concept 'transitie' binnen de context van landbouw- en maatschappelijke systemen begrijpen.
Terugblik op de Lebo Talk en opiniestuk door Cees Leeuwis
De definitie van 'transitie'
Om de uitspraken van de minister goed te kunnen beoordelen, is het belangrijk dat we eerst definiëren wat we onder 'transitie' verstaan. De belangrijkste elementen van een transitie zijn:
- Tijdsperiode: een transitie bestrijkt gewoonlijk een lange periode, meestal ongeveer 20 jaar.
- Verandering op systeemniveau: bij een transitie is sprake van verschuivingen op het niveau van complete systemen, de systemen waarbinnen interacties tussen mensen en niet-mensen plaatsvinden.
- Radicaal andere uitkomsten: er is pas sprake van een succesvolle transitie wanneer de logica van interacties binnen het systeem fundamenteel verandert, wat leidt tot compleet andere uitkomsten. De uitkomst van de landbouwtransitie is bijvoorbeeld dat landbouwsystemen natuur inclusief en duurzaam worden in plaats van schadelijk en niet toekomstbestendig.
- Structurele veranderingen: om de logica van interacties binnen het systeem te veranderen, zijn nieuwe instituties nodig, ofwel nieuwe regels, beloningssystemen, normen, procedures en marktregelingen die de interacties in het systeem herschikken.
- Technologische verandering: daarnaast kunnen nieuwe technologieën een rol spelen, omdat die ook interacties in het systeem vormgeven.
Het is zo dat deze nieuwe logica's, instituties en technologieën onze veranderende ideeën weerspiegelen over wat we wel en niet waarderen aan het systeem. In die zin heeft de minister gelijk dat transities samenhangen met verschuivingen in dominante waarden.
Terugkijkend: is het verleden slechts een doorontwikkeling?
Als we kijken naar de laatste 100 jaar in de landbouwgeschiedenis kunnen we stellen dat de veranderingen die hebben plaatsgevonden veel ingrijpender waren dan bij 'doorontwikkeling' het geval is. Tussen 1950 en 1980 heeft de landbouw een fundamentele transitie doorgemaakt. Dit was geen natuurlijk of onvermijdelijk proces; de transitie werd gestuurd door politieke keuzes en grootschalig overheidsingrijpen, zeker in de periode na de oorlog. Belangrijke voorbeelden zijn:
- Ontginning en consolidatie van land: inspanningen op grote schaal om boerderijen uit te breiden, gingen vaak gepaard met protesten.
- Prijsgaranties: overheden voerden prijsondersteuningen in om de productie te stimuleren.
- Overervingsmodellen: er werden nieuwe wetten opgesteld om versnippering van land tegen te gaan.
- Adviesdiensten en onderzoekscentra: door de overheid gefinancierde voorlichtingsdiensten en onderzoeksinitiatieven ondersteunden culturele en technologische verschuivingen op boerderijniveau.
- EU-beleid: de totstandkoming van een gemeenschappelijke markt binnen de EU, alsmede programma's voor opslag en overproductiebeheer.
Door deze ingrepen veranderde het landbouwsysteem radicaal, wat leidde tot de intensivering, exportgerichtheid en industrialisering van de sector. Hoewel met deze transitie de gewenste resultaten werden bereikt, zoals economische groei en betaalbare voedsel, leidde het ook tot aantasting van het milieu, afname van de biodiversiteit en aanzienlijke maatschappelijke kosten, bijvoorbeeld voor de opheffing van de bedrijven van 300.000 Nederlandse boeren. Deze veranderingen waren geen gelijkmatige ontwikkeling, maar een transitie die werd gestuurd door een duidelijke politieke wil en institutionele innovatie.
Vooruitkijkend: staan we voor een nieuwe transitie?
Vandaag de dag worden we geconfronteerd met de grenzen van de vorige transitie. Veel belanghebbenden zien een toekomst voor de landbouw die volstrekt anders is en wordt gekenmerkt door nul emissies, circulaire economieën, natuurinclusieve praktijken en biologische bestrijding. Deze visie is eerder een volgende potentiële transitie dan een voortzetting van trends uit het verleden.
Om deze visie te kunnen realiseren, zijn echter dezelfde politieke betrokkenheid, institutionele innovatie en coalitievorming nodig als bij de vorige transitie. Momenteel is er in Nederland of de bredere EU nog geen sprake van deze sterke coalities. Bij de afwachtende aanpak van recente kabinetten, met name onder Rutte, lag de focus vooral op individuele gedragsverandering. Hiermee werd de verantwoordelijkheid afgeschoven op boeren en consumenten zonder dat de systemen werden aangepakt die ten grondslag liggen aan de landbouw. Dit staat in schril contrast met de gedurfde overheidsingrepen uit het verleden.
De rol van de wetenschap en de Social Sciences Group van Wageningen University & Research
De rol van wetenschappers, met name bij instellingen als Wageningen University & Research, is cruciaal in elke transitie. In de naoorlogse landbouwtransitie waren sociale en natuurwetenschappers nauw betrokken bij beleidsbeslissingen en overheidsinterventies. Tegenwoordig moeten wetenschappers ook kiezen of ze de transitie van een afstand willen bestuderen of dat ze deel willen uitmaken van coalities voor verandering.
Impactvolle wetenschap: Wageningen University & Research positioneert zichzelf als een waardegedreven universiteit die maatschappelijke impact nastreeft. Dit vereist dat wetenschappers zich focussen op maatschappelijke waarden en bijdragen aan het vormgeven van de toekomst van de landbouw. De vragen die we stellen zijn dan ook vaak verre van neutraal.
Institutionele innovatie: Een gebied dat meer aandacht behoeft, is het ontwikkelen en testen van nieuwe institutionele mogelijkheden die de logica van het landbouwsysteem kunnen veranderen. Denk aan het verkennen van nieuwe richtlijnen die de verantwoordelijkheid voor duurzaamheid over de hele waardeketen verdelen of het testen van nieuwe financiële modellen die kortetermijninvesteringen in de landbouw ontmoedigen.
Uitdagingen en kansen voor de Social Sciences Group (SSG)
Met haar kennis van uiteenlopende sociaal wetenschappelijke disciplines en sterke banden met de technische en natuurwetenschappen, bevindt SSG zich in een unieke positie om bij te dragen aan transities. Om echter impactvolle bijdragen te kunnen leveren, moeten we bepaalde uitdagingen aanpakken:
Betrokkenheid bij real-life coalities: Onderzoek dat is ingebed in real-life transitie-initiatieven zal eerder bijdragen aan verandering. We moeten ons onderzoek beter afstemmen op de behoeften van coalities die een systeemverandering willen bewerkstelligen. Het bereiken van deze afstemming wordt echter bemoeilijkt door de huidige manier waarop de meeste onderzoeksprojecten worden gestart en gefinancierd en hoe onderzoeksteams worden samengesteld.
Impactvolle organisatie: We beschikken over het potentieel om interdisciplinaire oplossingen te bieden, maar om onze volledige capaciteit te benutten, moeten we interne silo's doorbreken en de samenwerking binnen SSG stimuleren.
Zichtbaarheid en positionering: In vergelijking met andere instituten zoals DRIFT of Copernicus wordt Wageningen niet altijd gezien als koploper in het onderzoek naar transitie. Het is belangrijk dat we onze unieke bijdragen duidelijk maken aan potentiële belanghebbenden.
De landbouw zal zich altijd blijven ontwikkelen en wanneer we deze doorontwikkeling als transitie aanmerken, erkennen we de systematische, waardegedreven veranderingen die nodig zijn om de huidige uitdagingen binnen onze voedselsystemen aan te pakken. Wageningen University & Research en SSG spelen een cruciale rol bij het ondersteunen en versterken van maatschappelijke initiatieven en coalities die een transitie willen bewerkstelligen. Dit vereist echter niet alleen wetenschappelijk inzicht, maar ook dat we ons anders organiseren en positioneren binnen deze processen.