Project
De bijdrage van agrobiodiversiteit aan gewasgezondheid op het agrarisch bedrijf
De agrarische sector ziet het belang van biodiversiteit, zeker als verbinding tussen boer en burger en daarmee ook in verband met het maatschappelijk draagvlak voor de sector. Vragen liggen er vooral in de effectieve en betrouwbare toepasbaarheid van biodiversiteitsprincipes. In dit project werken agrarische sectoren aan het vergroten van kennis over (agro)biodiversiteit; voor een gezond en weerbaar teeltsysteem en met een nadrukkelijker bijdrage van natuurlijke vijanden.
De Nederlandse land- en tuinbouw heeft zich ontwikkeld tot één van de meest efficiënte ter wereld; positief voor de concurrentiekracht maar met een grote afhankelijkheid van eindige hulpbronnen als kunstmest en gewasbeschermingsmiddelen. Zowel vanuit de agrarische sector als ook vanuit wet- en regelgeving bestaat daarom grote belangstelling voor alternatieven die het gebruik van chemische gewasbescherming kunnen verminderen.
Functionele agrobiodiversiteit
Functionele agrobiodiversiteit is het versterken van het natuurlijke vermogen om ziekten en plagen te beheersen in cultuurgewassen door de biodiversiteit te stimuleren. Bij functionele agrobiodiversiteit gaat het over alle biodiversiteit op en rondom het bedrijf, die direct of indirect een rol speelt bij de ondersteuning van teelten. Het toepassen van functionele agrobiodiversiteit kan de inzet van chemische gewasbescherming helpen verminderen. Direct omdat natuurlijke vijanden worden gestimuleerd en indirect omdat bewustzijn van biodiversiteit wordt gestimuleerd waardoor meer afgewogen keuzes worden gemaakt. Het goed toepassen van functionele agrobiodiversiteit is echter een complexe materie.
Alle beschikbare kennis bij elkaar
In dit project wordt daarom alle beschikbare kennis en expertise op dit gebied samengebracht in een zogenaamde ontwerp-tool. Door een structuur te ontwerpen waarin alle aspecten van functionele agrobiodiversiteit worden benoemd, ontstaat overzicht en inzicht. Zo wordt voldoende gevalideerde kennis eenvoudig toegankelijk en kunnen kennishiaten worden gedefinieerd. In het project wordt ook gewerkt aan het opvullen van deze kennishiaten.
Aanpak
- Afstemming van plantensoorten en locatie: grondsoort, klimaat, gewas en -rotatie. Belangrijke aspecten voor effectieve functionele agrobiodiversiteit zijn het kennen van de invloeden van grondsoort, weer en klimaat op succes en effectiviteit van de akkerrand.
- Mate van intensiteit van de functionele agrobiodiversiteit: aanvullend op (een) akkerrand(en) om een perceel kunnen akkerranden dóór het perceel, of het gebruik van bankierplanten de populatie nuttigen verhogen, evenals het uitzetten en/of aanvullend voeden van nuttige insecten.
- Teeltmaatregelen die natuurlijke vijanden stimuleren of ontzien. Functionele agrobiodiversiteit richt zich vooral op vliegende natuurlijke vijanden. Ook bodem-bewonende predatoren helpen insectenplagen beheersen en kunnen worden gestimuleerd.
- Beheersing van overige (insecten)plagen. Zo min mogelijk inzet van insecticiden om de nuttige insecten te beschermen. Dit vraagt goede kennis van de plagen (gedrag, levenswijze etc.), goede monitoring en een gerichte aanpak.
Beoogde resultaten
Er wordt in vier pilots aan deze bouwstenen gewerkt:
Pilot 1
Strokenteelt als basis voor vermindering van virusoverdracht in lelie. Door intensief te werken op basis van de functionele agrobiodiversiteit-aanpak wordt afdoende beheersing van overdracht van persistente virussen door bladluizen in de lelieteelt beoogd.
Pilot 2
Bankierplanten met monofage bladluissoorten in suikerbieten en afstemming met overige insectenplagen in deze teelt. Door overige plagen te herkennen en gericht te beheersen en predatoren te ontzien, wordt gewerkt aan een perspectiefvolle methode van bladluisbeheersing in de suikerbietenteelt. Benieuwd naar de resultaten? Bekijk de uitkomsten van het onderzoek naar agrobiodiversiteit.
Pilot 3
Verstevigen van de spilfunctie oorwormen tegen perebladvlo en appelbloedluis in fruitteelt. Door de effectieve predator-oorworm optimaal te stimuleren en door via die maatregelen ook andere predatoren te stimuleren, worden twee sleutelplagen afdoende beheerst.
Pilot 4
Ontwikkeling van een ontwerptool waarmee een goede invulling van strokenteelt mogelijk wordt. Bestaande kennis wordt hier bij elkaar gebracht en witte en grijze vlekken komen aan het licht. Zo kunnen stappen worden gezet naar het ontwikkeling van een tool, waarmee telers overzichtelijke handvatten krijgen en zo gericht en onderbouwd keuzes kunnen maken.
Publicaties
-
Effect van kruidenranden ter beheersing van tabakstrips in zaaiuien en bladluizen in consumptieaardappelen : Technische rapportage pilot 4 van de pps FAB+: integratie van natuurlijke plaagbestrijding en doeltreffende diversificatie in plantaardige productiesystemen
Wageningen: Wageningen Plant Research (Rapport / Stichting Wageningen Research, Wageningen Plant Research, Business unit Open Teelten WPR-OT-1026) -
Bodemstimulerende maatregelen ter bevordering van oorwormen in de boomgaard : Technische rapportage pilot 3 van de pps FAB+: integratie van natuurlijke plaagbestrijding en doeltreffende diversificatie in plantaardige productiesystemen
Wageningen: Wageningen Plant Research (Rapport / Stichting Wageningen Research, Wageningen Plant Research, Business unit Open teelten WPR-OT 1025) -
Kennis en inzichten uit vier jaar onderzoek aan de inpassing van functionele agrobiodiversiteit in teeltsystemen : Syntheserapport van de pps FAB+: integratie van natuurlijke plaagbestrijding en doeltreffende diversificatie in plantaardige productiesystemen
Wageningen: Wageningen Plant Research (Rapport / Stichting Wageningen Research, Wageningen Plant Research, Business unit Open Teelten WPR-OT-1039) -
Food safety: The right cocktail to combat diseases and pests
-
Effecten van kruidenranden ter beheersing van virusoverdracht in lelies : technische rapportage pilot 1 van de PPS FAB+ : Integratie van natuurlijke plaagbestrijding en doeltreffende diversificatie in plantaardige productiesystemen
Wageningen: Wageningen Plant Research (Rapport / Stichting Wageningen Research, Wageningen Plant Research, Business unit Glastuinbouw WPR-1231)