Publicaties
Effecten van kruidenranden ter beheersing van virusoverdracht in lelies : technische rapportage pilot 1 van de PPS FAB+ : Integratie van natuurlijke plaagbestrijding en doeltreffende diversificatie in plantaardige productiesystemen
Ruigrok, Paul; Slootweg, Casper; Tol, Mariska; Wilms, Jos; Huiting, Hilfred
Samenvatting
In de bollenteelt van lelies is virus een groot probleem. De lelievirussen LMoV en LSV worden beide op een non-persistente wijze overgebracht door bladluizen. In dit project is onderzocht of met behulp van functionele agrobiodiversiteit (FAB) de teelt van lelies mogelijk is zonder het gebruik van pyrethroïden en insecticiden. Hierbij dient de kwaliteit van de bollen niet achteruit te gaan. Voor dit onderzoek is tweemaal een veldproef aangelegd voor de tweejarige lelieteelt. In de eerste teeltcyclus (2019-2020) lag de focus op een akkerrand die natuurlijk vijanden van bladluizen aan zou trekken en faciliteren om op die manier de bladluizendruk te verlagen en de daarbij horende virusverspreiding te beperken. Hiernaast lagen er behandelingen die met of zonder pyrethroïden zijn gespoten. Na het eerste teeltjaar was er geen statistisch verschil te zien tussen de behandeling met of zonder akkerrand en met of zonder pyrethroïden in bladluizendruk, natuurlijke vijanden en viruspercentages. Vanwege een late nachtvorst met veel schade als gevolg is deze teeltcyclus niet voortgezet in het tweede teeltjaar. De tweede teeltcyclus (2021-2022) lag de focus op een akkerrand als vanggewas voor bladluizen en virus. Dit gewas is aantrekkelijker dan lelies voor de bladluizen en lokt de bladluizen het vanggewas in zodat de bladluizen niet het lelie gewas in gaan, of pas later nadat non-persistente virussen zoals LMoV en LSV in het vanggewas zijn afgegeven. In deze proef zijn twee behandelingen uitgevoerd, een gangbare behandeling zonder akkerrand (met pyrethroïden) en een behandeling met akkerrand zonder pyrethroïden. Gedurende het eerste teeltseizoen zijn er geen verschillen in bladluizendruk of natuurlijke vijand populatie gevonden. In de virusmonsters verzameld aan het eind van het teeltseizoen zijn geen verschillen gevonden tussen de twee behandelingen. In beide behandelingen kwam een klein percentage virus voor. In het tweede teeltjaar zijn eveneens geen verschillen gevonden in bladluizendruk of de natuurlijke vijand populatie tussen de gangbare en de FAB+ behandelde blokken. Aan het eind van het seizoen zijn geen verschillen gevonden in viruspercentages tussen de gangbare en FAB+ blokken. De resultaten uit deze proef geven de indicatie dat het mogelijk is om zonder pyrethroïden maar met FAB stroken vergelijkbare lelies te telen als in de controle behandeling. Er was geen verschil in viruspercentage tussen de gangbare en FAB+ blokken gevonden. De afzonderlijke rol van het weglaten van de pyrethroïden of de FAB stroken is niet te bepalen. Er zijn geen positieve dan wel negatieve effecten gevonden op de bladluizen en natuurlijke vijanden populaties in het lelie veld. In de akkerrand waren veel verschillende soorten insecten aanwezig. De resultaten moeten met voorzichtigheid geïnterpreteerd worden en geven slechts indicaties en geen sterke conclusies. De proef is telkens slechts op één locatie uitgevoerd en uiteindelijk is maar één teeltseizoen volledig verlopen. In dit laatste teeltseizoen waren er later in het seizoen problemen met onkruid. Dit is belangrijk om mee te nemen. Desalniettemin, levert dit onderzoek interessante aanknopingspunten en biedt het perspectief voor vervolg onderzoek naar de inzet van Functionele Agrobiodiversiteit in de lelieteelt, mogelijk ook ingepast in een integrale aanpak voor de gehele teelt (Integrated Crop Management).