Project

Prikkels voor verspillingsvrije keten

De gemiddelde Nederlander verspilde in 2019 tussen de 88 en 138 kilo voedsel. Daarbij is de hele keten meegerekend. Onder Nederlandse consumenten blijkt voedselverspilling al wel een aantal jaren te dalen. In 2019 was de daling 17% ten opzichte van 2016 (van 41,2 kg naar 34,3 kg) en 29% ten opzichte van 2010 (van 48,0 kg naar 34,3 kg). Maar dat heeft nog niet voor grote veranderingen gezorgd als je de hele keten bekijkt, waar de voedselverspilling afgelopen tien jaar nauwelijks gedaald is. Bovendien worden veel restanten nog niet goed ingezet; 60% van het verspilde eten wordt verbrand. Gezien de Nederlandse doelstelling om tussen 2015 en 2030 1 miljard kilogram voedselverspilling per jaar te verminderen is er urgentie en noodzaak om zicht te krijgen op de prikkels (incentives) die bedrijven stimuleren om verspillingsvrij te worden en te bepalen hoe hier vanuit beleid aan kan worden bijgedragen.

Beleid voor minder voedselverspilling

Het doel is inzicht verkrijgen hoe het Nederlandse bedrijfsleven kan worden geprikkeld om nieuwe verdien-, bedrijfs- en ketenmodellen te ontwikkelen die bijdragen aan het verdiepen, verbreden en versnellen van activiteiten die leiden tot vermindering van voedselverspilling. Dit project draagt bij aan het bereiken van een verspillingsvrije norm voor bedrijven, waarbij het normaal wordt om zowel binnen het eigen bedrijf als binnen de kringloopketen geen voedsel te verspillen aan laagwaardige toepassingen als composteren en verbranden.

Kern van dit project gaat in op de prikkels voor bedrijven om minder voedsel te verspillen en te bepalen hoe hieruit vanuit beleid aan kan worden bijgedragen. Hiervoor is nodig dat de verspillingsagenda wordt aangesloten bij bredere onderwerpen als de klimaatagenda (waaronder ook het NCEP), circulaire economie, duurzame verpakkingen, afvalmanagement (LAP’s, VANG). De
bestaande aanpak vanuit de 4 actielijnen centraal staat; zoals geformuleerd binnen de Stichting Samen tegen Voedselverspilling (STV) op monitoring, bedrijfsactivatie, consumentengedrag en wettelijke/private spelregels. In de Versnellingsagenda 2022-2025 die parallel aan dit project is uitgevoerd, wordt daarnaast opgeroepen tot het verhogen van de monitoringsambitie, insluiten van de primaire sector, maken van ketenbrede afspraken, verbeteren van de voedselomgeving van de consument en het voeren van coherent beleid met meer druk vanuit de overheid. Inzichten vanuit dit onderzoek geven aan dat er ook prikkels ontbreken voor bedrijven om niet langer vrijblijvend aan de slag te gaan.

Huidige tempo te langzaam

Het huidige tempo van verandering is te langzaam om de nationale doelstellingen te behalen. Het meest wat er wel gebeurt, blijkt niet genormaliseerd/geïnternaliseerd in de dagelijkse bedrijfsvoering: het lijkt vooral iets voor koplopers, social entrepreneurs en pilots te zijn. Het blijkt niet voldoende te lonen in termen van zelf-verdienende bedrijfsmodellen: het loont om niet te veranderen en/of het loont niet (genoeg) om wel te veranderen. Deels ligt dit aan reeds bekende barrières die inherent zijn aan innovatie en veranderingen in bedrijfsvoering. Het lijkt niet te liggen aan een gebrek aan kennis, techniek of goede voorbeelden waardoor voornemens niet worden vertaald in acties. Nadelen óf voordelen worden nauwelijks ervaren, en er is sprake van het ontbreken van experimenteerruimte of zelfs tegenstrijdige prikkels, namelijk, het ontbreken van voldoende marktvraag. Ook het risico van greenwashing / schijn-commitment zorgt voor een achterblijvende versnelling naar het halveren van verspilling. Diverse maatregelen in het voorkomen en verminderen van verspilling lijden tevens tot het kannibaliseren op de huidige markt. Deze barrières zorgen voor een lock-in situatie waarin de voorlopers goede stappen maken, maar de groep bedrijven erachter (nog) niet (voldoende) verandering op gang brengen. Het zijn echter ook veel mogelijkheden die nog niet voldoende benut worden.

Het onderzoek laat een top 8 zien van prikkels die bijdragen aan het doorbreken van de huidige lock-ins. Deze instrumenten haken aan bij bestaande instrumenten die eerder op andere beleidsdomeinen succesvol waren, en ook van toepassing zijn voor het stimuleren van een verspillingsvrije keten. Daarbij gaat het om instrumenten die de ‘massa’ meekrijgen, data-driven zijn en waarbij risico’s in de keten samen gedeeld worden:

  1. carbon crediting,
  2. inclusie van verspillingsindicatoren in certificeringsvoorwaarden,
  3. verplichtende voorwaarden in aanbestedingen (procurement), met aandacht voor bestel- en annuleringscondities,
  4. geïntegreerde verslaglegging (denk daarbij aan de relatief nieuwe CSRD-verplichting vanuit Europa),
  5. toevoegen van verspillingsinformatie op producten (kg, uitgedrukt in milieu- en economische parameters à verspillings’voetafdruk’/score),
  6. verplichten van zelfrapportage, inclusief scope 3 informatie op broeikasgasemissies,
  7. inbedding in bestaande en nieuwe normeringen (standaarden, waaronder ISO) en
  8. financieringsvoorwaarden (gunstige leningen, garantstellingen, revolving funding, specifieke verspillingsvrije leningen).

    Vanuit het ‘small wins’ gedachtengoed kunnen deze top8 instrumenten vorm en inhoud krijgen, waarbij gebruik kan worden gemaakt van diverse aanjaagmechanismen voor verandering. Sleutelwoord is ‘samen veranderen’: 1) energising, 2) experimenteren, 3) logica van aantrekkingskracht, 4) olievlekwerking, 5) verbinden, 6) robuustheid. Hiermee wordt verdieping, verbreding, opschaling en verspreiding van nieuwe, verspillingsvrije concepten en bedrijfsmodellen aangedreven.

    Het advies

    Aan LNV wordt geadviseerd om inspirerende verhalen onder de aandacht te houden; bedrijven aan te moedigen om te reflecteren op behaalde resultaten en hoe ze daarmee succesvol kunnen doorpakken. Bij ontevredenheid over voortgang op de versnellingsagenda, kunnen deze small wins helpen om doelstellingen te ‘reanimeren’. Hierbij speelt ook Actielijn 2 van STV een rol om hiermee haar stakeholders verdergaand en blijvend te activeren. Het tempo moet omhoog. LNV kan daarvoor:

    • VoedselGEBRUIK als paradigma voor de komende 5-6 jaar stellen.
    • Bedrijfsleven oproepen om verantwoording af te leggen: accountability als randvoorwaarde, en het inzichtelijk maken van verspillingsvrije claims.
    • Experimenteerruimte instellen: zowel wettelijke, handelings- als financiële ruimte bieden.Coherent beleid waarbij nadelige effecten vanuit competing claims/targes en vigerend beleid worden afgewend
    • Inzetten op kennis en kennissen
    • Verspillingscriteria inbrengen als impactfactor voor alle regelingen binnen het agri-food domein van de overheid
    • Door het inbrengen van verspillingsvrij binnen (nieuwe) EU ontwikkelingen waaronder het EU Binding Target (2024), de EU Green Claims Directive, EU CSRD, EU Taxonomy on facilitating sustainable investments

      De inzichten uit dit project komen voort uit literatuuronderzoek, interviews met stakeholders en een feedback-sessie met bedrijven, mede georganiseerd door STV.