Software
Simulatiemodel SUMO
Sumo wordt gebruikt om de ontwikkeling van vegetatie te simuleren.
Om de ontwikkeling van de vegetatie te simuleren hebben we het model SUMO gebouwd. Wanneer de mens niet ingrijpt ontwikkelt vegetatie zich langs vaste lijnen: kale grond raakt gekoloniseerd met grassen en kruiden, later vestigen zich struiken en bomen en ontwikkelt zich bos. De eerste bomen zijn meestel eik en berk, later krijgt de beuk de overhand. Maar door menselijk ingrijpen kan die ontwikkeling worden tegengehouden of een andere kant op gestuurd. Regelmatig maaien leidt tot permanent grasland, en begrazen tot een open landschap met hier en daar bomen of struiken, en regelmatig afplaggen in combinatie met begrazen leidt tot heide. Door atmosferische depositie wordt de ontwikkeling naar bos juist versneld. SUMO kan al deze ontwikkelingen voorspellen, op tijdschalen van enkele tientallen tot enkele honderden jaren. Omdat de bodem een sleutelfactor is bij de ontwikkeling van de vegetatie kan SUMO nauw samenwerken met het bodemmodel SMART. Als er behoefte is aan voorspelling op het niveau van individuele soorten kan het koppel SMART-SUMO weer gekoppeld worden aan het soortenmodel MOVE, en als er behoefte is aan evaluatie van de kwaliteit van de vegetatie aan NTM.
De belangrijkste invoervariabelen voor SUMO zijn
- bodemtype (klei, zand; kalkarm, kalkrijk)
- grondwaterstand (als GVG of GT)
- beheer en de intensiteit daarvan: maaien, plaggen, begrazen, bosbeheer, niets doen
- soort grazers: koe, ree, edelhert, konijn, gans, etc.
De uitvoer van SUMO is de hoogte, N-, P-, Ca en Mg-gehalte en biomassa (ton/ha) van vijf typen planten:
- grassen en kruiden
- dwergstruiken (zoals heide, bosbes)
- struiken
- pionierbomen (zoals berk, wilg, populier)
- 'climax'bomen (zoals eik, beuk)
Op basis van de biomassaverdeling over de typen wordt bepaald welk vegetatietype aanwezig is, bijvoorbeeld grasland, heide of een bepaald type bos.