Frits Mohren over open onderwijs bij Bosbeheer
Voor de serie Open Science-verhalen interviewden we Frits Mohren, persoonlijk hoogleraar bosecologie en bosbeheer. Hij legt uit hoe volgens hem open onderwijs de kwaliteit en impact van lesmateriaal kan verbeteren.
Hoe is jouw enthousiasme voor open onderwijs ontstaan?
Ik vind het belangrijk om jonge mensen op te leiden in bosbeheer - niet alleen op universitair niveau, maar ook buiten de universiteit.
De laatste jaren wordt universitair onderwijs in bosbeheer steeds vaker opgenomen in algemene opleidingen voor Milieuwetenschappen. Specialistische kennis over bosbeheer krijgt helaas minder aandacht binnen deze algemene opleidingen. Er is behoefte aan extra middelen en nieuwe manieren om toegang te bieden tot lesmateriaal over klassieke bosbouwonderwerpen, zoals boomteelt en bosbeheer. De digitalisering en opkomst van e-learning bieden ons hiervoor meer mogelijkheden dan voorheen.
Waar gaat het Eurosilvics-project over?
Binnen het Erasmus + Eurosilvics-project maken we lesmateriaal over bosbouw en bosbeheer beschikbaar op een open bibliotheek-voor-onderwijs-platform. Het is een samenwerkingsproject met zes Europese instellingen voor hoger onderwijs. De basis is het handboek Forest Ecology and Forest Management, dat mijn collega Jan den Ouden en ik samen met wetenschappers uit Leuven en Gent publiceerden in 2010.
We wilden het boek updaten met een breder Europees bereik, zodat het ook bruikbaar zou zijn voor internationale studenten. Van daaruit ontwikkelden we het idee om een digitaal platform op te zetten met open lesmateriaal. Het project heeft als doel om disciplinaire kennis over bosbeheer breed beschikbaar te maken voor gebruik in het onderwijs (academisch, beroeps- en praktijkonderwijs). We hopen het platform later dit jaar of begin 2024 te lanceren.
Wat is de toegevoegde waarde van het project?
Het is een geweldig project omdat het leidt tot kwaliteitsverbetering. We kijken heel kritisch naar ons lesmateriaal.
Bovendien word je gedwongen om te kijken hoe jouw materiaal in de bredere context past. De selectie van materiaal en onderwerpen wordt gedaan door de individuele instellingen en centraal bewerkt.
Het openlijk delen van lesmateriaal houdt meer in dan het delen van PDFs. Het voordeel van een online platform is dat je gemakkelijk het verband tussen verschillende onderwerpen kunt laten zien. Je kunt links maken naar lopende projecten, wetenschappelijke literatuur of excursiemateriaal. We willen ook een onderscheid maken tussen abstractieniveaus, d.w.z. BSc, MSc en beroepsonderwijs, en de verbanden daartussen. Op deze manier kunnen studenten hun instapniveau bepalen en doorstromen naar meer gevorderde onderwerpen.
Alle samenwerkende instituten hebben hun kennis en materialen, maar dat is allemaal beperkt tot de eigen onderwijsinstelling. Het open online platform maakt ons lesmateriaal breed toegankelijk, onafhankelijk van tijd en plaats, en ook voor studenten van onderwijsinstellingen met minder expertise op dit gebied.
Hoe ziet het online platform eruit?
We geven een overzicht van de belangrijkste aspecten, zoals ecologie, beheermaatregelen enz. voor bosbeheer op bachelorniveau. Hiervan belichten we de belangrijkste concepten, wetenschappelijke theorieën en studies, evenals praktische en sociale aspecten enz. in 60 of 80 artikelen. Dit wordt gedeeltelijk aangevuld met meer geavanceerd materiaal op MSc-niveau.
We streven ernaar om hoogwaardige en toegankelijke uitleg te geven over de basisonderwerpen. De uitdaging is om voor alle afzonderlijke onderwerpen hetzelfde abstractieniveau te creëren en tegelijkertijd voldoende mogelijkheden voor diepgang te bieden. Daarnaast is het bieden van structuur en overzicht belangrijk om te voorkomen dat studenten verdwalen in het materiaal.
Voor welke uitdagingen staan jullie bij het realiseren van het open leerplatform?
De eerste uitdaging ligt op technisch gebied. De technische ontwikkeling van het op Moodle gebaseerde webplatform (WP2) wordt gedaan door specialisten van de BOKU University of Natural Resources and Life Sciences in Wenen. Ik ben een inhoudsdeskundige, maar heb weinig kennis van het ontwerp en de ontwikkeling van e-learningplatforms. Het overbrengen van onze vereisten voor de inhoud naar de technologie van het platform vergt meer tijd dan ik me eerder had gerealiseerd.
Een tweede uitdaging is de kwaliteitsgarantie. We hebben een redactieraad die alle ingediende materialen beoordeelt. Maar het vereist ook enig overleg en tactisch opereren om overeenstemming te bereiken over het beste materiaal en dit te selecteren.
Een belastend aspect is het auteursrecht en het kiezen van geschikte open-access licenties en dergelijke. Dit is juridisch complex. Gelukkig heeft het Copyright Information Point veel expertise hierin, waar ik compleet van afhankelijk ben.
Wat zijn je wensen en doelen?
Met het platform hoop ik, naast de kwaliteitsimpuls, de toegang tot hoogwaardig lesmateriaal te kunnen verbeteren voor doelgroepen die we nu niet bereiken. Het zou me veel plezier doen als ons leerplatform op nieuwe of onverwachte plekken wordt gebruikt, zoals universiteiten in Oost-Europa of Afrika of door professionals in het werkveld.
We streven er ook naar dat het platform geschikt is voor lesmateriaal voor het beroepsonderwijs en professionals in het werkveld. Mensen kunnen dan meer praktijkgerichte kennis vinden naast universitair lesmateriaal. Dit sluit aan bij de ontwikkeling van een leven lang leren. Idealiter leidt dit tot praktijkgericht materiaal in een nationale taal. We streven er nu niet naar om dit op te nemen, maar hopen dit later te ontwikkelen.
Welk advies heb je voor docenten die met Open Education willen beginnen?
Vanaf het begin van je project moet je een sterk ontwikkelteam samenstellen en goed communiceren met andere docenten en instellingen. De keuze van de platformsoftware en het lesmateriaal moet in samenwerking gebeuren.
Verder is het belangrijk om input van studenten te vragen bij het ontwikkelen van open lesmateriaal. We hebben een feedbackgroep met internationale studenten en hier in Wageningen ben ik van plan om studenten van de studentenvereniging te vragen naar het eerste concept van het platform te kijken.
Wat kan WUR doen om Open Education te versterken?
Wat de WUR al heel goed doet in haar Open Science & Education-programma is zich richten op kwaliteit. Het doel is niet om alle onderwijsmaterialen te delen, maar alleen die materialen die bijdragen aan onderwijskwaliteit.
Ik zou meer ondersteuning willen als het gaat om het begrijpen van online leren, de pedagogische aspecten ervan en hoe je je onderwijs daarop kunt afstemmen. Het is een andere manier van leren dan traditioneel onderwijs met 1 docent en 1 tekstboek. De universiteit kan je daar expertise en advies bij geven. Hetzelfde geldt voor ondersteuning en advies bij alle technische keuzes.
Het ontwikkelen van kwalitatief goed open onderwijsmateriaal kost veel tijd, en de universiteit zou die tijd beschikbaar moeten stellen. Nu zijn docenten min of meer afhankelijk van de goodwill van een opleidingsdirecteur en hun eigen enthousiasme.