Nieuws

Start van proef met minder bekende boomsoorten voor Nederland

article_published_on_label
21 juni 2022

Dit voorjaar heeft CGN in samenwerking met Staatsbosbeheer en de bosgroepen een onderzoek gestart naar de potentie van het gebruik van ‘minder bekende’ boomsoorten in het Nederlandse bos. Belangrijke productiesoorten zoals fijnspar vallen uit door droogte en insectenplagen, en hier moet een alternatief voor gevonden worden.

Er zijn door het Centrum voor Genetische Bronnen Nederland (CGN), Staatsbosbeheer en de bosgroepen proeven aangelegd van acht verschillende soorten, waaronder zilverspar en elsbes, verspreid over vier locaties. In elke proef zijn er per soort 240 tot 1000 boompjes aangeplant. We blijven deze bomen de komende jaren volgen en beoordelen of deze soorten inderdaad een aanvulling kunnen zijn op de boomsoorten die al worden gebruikt in Nederlands bosbeheer. Het uiteindelijke doel van de proeven is het vergroten van kennis en beschikbaarheid van ‘klimaatslimme’ boomsoorten en herkomsten, in combinatie met de factsheets van de gereedschapskist bomen.

Soorten en herkomsten

Naast zilverspar en elsbes zijn er proeven gestart met tamme kastanje, kustmammoetboom, atlasceder, Libanonceder, Turkse spar en nordmannspar. Van elke soort zijn er één of meerdere herkomsten aangeplant. Deze soorten en herkomsten zijn geselecteerd voor productie doeleinden en is gebaseerd op gebruik en beschikbaarheid in onze buurlanden. Atlasceder word bijvoorbeeld veel in Frankrijk aangeplant voor houtproductie. Of de boompjes aanslaan en geschikt zijn voor productiedoelen in Nederland, wordt mede bepaald door de lokale herkomst van een zaadpartij. Een elsbes uit Frankrijk kan heel anders reageren op de Nederlandse omstandigheden dan een elsbes uit Duitsland. Zuidelijke soorten en herkomsten kunnen bijvoorbeeld gevoelig zijn voor late nachtvorst, die in Nederland regelmatig voorkomt.

Beter bestand tegen droogte

“Vanwege alle onzekerheden met klimaatverandering is het belangrijk om zo de menging van boomsoorten in het Nederlandse bos verder te laten toenemen,” stelt ook Casper de Groot van Staatsbosbeheer, partner in het project. “Voor ons blijven de inheemse boomsoorten de basis, met ingeburgerde uitheemse boomsoorten zoals douglasspar als waardevolle toevoeging. Daarnaast is er behoefte aan het toevoegen van soorten die op papier goed bestand zijn tegen de verwachte warmere en drogere omstandigheden. Van de onbekende soorten geven we bij Staatsbosbeheer geeft de voorkeur aan soorten die waarschijnlijk zelfstandig naar Nederland kunnen migreren, omdat ze bijvoorbeeld al in onze buurlanden voorkomen.”

Tot op de bodem uitgezocht

Er is ook rekening gehouden met het feit dat bodemtype meespeelt in de prestatie van deze herkomsten, door vergelijkbare proeven op twee verschillende bodems te planten. Zo liggen er verschillende proeven op armere zandbodems bij Leersum en op het Kroondomein, en op rijkere zandbodems bij landgoed Prattenburg en op de Dorschkamp bij Wageningen.

Dit jaar wordt de proef nog aangevuld met een paar herkomsten en worden de boompjes die het aanplanten niet hebben overleefd nog vervangen. Het CGN en Wageningen Environmental Research meten in de jaren erna overleving, bladuitloop, vorm, hoogte en diameter groei, en delen de resultaten weer via de Gereedschapskist Bomen en de Rassenlijst Bomen.