Project
Food-non-food interfaces
Het circulair gebruik van non-food materialen in de voedselproductieketen kan leiden tot een overdracht van verontreinigingen naar voedsel, zoals gebromeerde vlamvertragers of PFAS. Verontreinigingsbronnen en besmettingsroutes, en daaruit volgende risicos voor voedselveiligheid, zullen in beeld gebracht worden.
Onze voedselproductieketen wordt steeds meer circulair, hierdoor, kunnen risico’s ontstaan op de food/non-food interface. Voorbeelden hiervan zijn de recycling van plastics die, na bewerking, opnieuw gebruikt kunnen worden als voedsel verpakkingsmaterialen (FCM). Een ander voorbeeld betreft het toepassen van afvalmaterialen zoals oud papier, gebroken puin of gedroogd papierslib als strooisel (‘bedding’) in stallen en uitlopen van landbouwhuisdieren. Mochten deze hergebruikte materialen verontreinigingen bevatten dan betekend hergebruik in de voedselproductieketen dat ook eventuele verontreinigingen mogelijk in contact komen met voeding en mogelijk zelfs geconcentreerd worden. Dit kan leiden tot een voedselveiligheidsrisico. Het is wenselijk om zulke scenario’s te evalueren, en kennis daaruit te gebruiken om -idealiter- gevaren te kunnen voorspellen t.a.v. gebruik van non-food materialen in voedselproductieketen.
Deze evaluatie zal worden uitgevoerd aan de hand van drie scenario's waarbij overdracht van verontreinigingen van non-food materialen naar de voedselproductieketen mogelijk is:
(1) het gebruik van afvalmaterialen als meststoffen op velden,
(2) het gebruik van gerecycleerde (verpakkingsafval) materialen als ligplaats voor dieren en
(3) het gebruik van gerecycleerde materialen als voedselverpakking.
Rondom deze drie scenario's zal een literatuurstudie worden uitgevoerd naar materialen en de overdracht van verontreinigingen. Uit het literatuuronderzoek wordt dan afgeleid welke verontreinigingen via deze routes in voeding terecht kunnen komen. Met de bevindingen zal gekeken worden of deze gebruikt kunnen worden om een beslisboom te ontwikkelen. Met zo’n beslisboom kunnen toekomstige situaties beoordeeld worden, om te prioriteren voor nader onderzoek. Wanneer mogelijk, kunnen kwantitatieve parameters zoals kans op overdracht, gebruiksfrequentie en omvang van mogelijke effecten vastgelegd worden.