Granen groeien grilliger bij droogte

Granen als tarwe en gerst passen hun groeivorm aan bij droogte. Wilma van Esse, universitair docent bij Moleculaire Biologie, onderzoekt welke groeivorm nog de meeste oogst oplevert en welke genen dat proces aansturen.

Granen passen zich aan bij droogte. Hoe beïnvloedt dat hun opbrengst?

‘Hoe granen groeien hangt af van een aantal keuzes in de plant. De tarwe of gerstplant kan veel of weinig zijscheuten (vertakkingen met aren, red.) aanmaken, veel of weinig zaden, grote of kleine zaden. Daarnaast maakt de timing van de ontwikkeling van de plant veel uit; zien we vroege of late bloei? Deze opties zijn allemaal van invloed op hoeveel opbrengst er van een plant komt.

Bij droogte staan de keuzes die een plant daarin maakt flink onder druk. Droogte kost veel energie en dan lukt het niet om in alles te investeren. De opbrengst gaat dus – zoals we dat onder andere al in Afrika en Europa zien - omlaag. Maar welke keuzes planten daarin maken, kan veel uitmaken.’

Onderzoek_granen[1].jpg

En jij zoekt naar de best mogelijke uitkomst?

‘Dat is het uiteindelijke doel. Soms zie je meer zijscheuten, maar dan zitten er bijvoorbeeld minder zaden op een aar, of er zitten wel veel zaden aan een aar, maar zijn de zaden kleiner. Bij die verschillende opties zal een optimum zitten, met de meeste productie. Het gaat soms om maar een heel klein percentage meer opbrengst, op een heel veld gerekend zijn dat toch veel graankorrels.

Wat het gewenste optimum is hangt ook af van de context: de akker, de variatie in weersomstandigheden die zich voordoen en het klimaat. Wil je bijvoorbeeld vroege bloeiers of late bloeiers? Dat hangt er vanaf hoe en waar de planten groeien. Een snelle bloei kan een goede strategie zijn in een klimaat waarin de droogte vaak later in het seizoen optreedt. Ook al geeft die misschien minder opbrengst, dat is nog altijd beter dan helemaal geen opbrengst.’

Hoe gaat jouw onderzoek bijdragen aan droogteresistente granen?

‘Het komt regelmatig voor dat veredelaars een reeks gunstige genen in een nieuwe variëteit combineren, maar ze de beoogde eigenschap toch niet terugzien in de plant. Ik hoop dat het onderzoek van mij en mijn team eraan bijdraagt dat we deze genen en hun onderlinge beïnvloeding nog beter weten te doorgronden. Want zonder een diep begrip van de interacties tussen genen is de impact van de gunstige genen vrijwel onmogelijk te voorspellen.

Bovendien, als je de genen voor een bepaalde eigenschap nog beter in kaart brengt, kun je sneller doorgaan met het veredelen voor verschillende situaties, zoals een snel veranderend klimaat.’

Voor elke situatie een ander ras binnen elk gewas?

‘Overal komen weer andere omstandigheden bij elkaar. Dat is nogal een opgave, maar ik denk dat het vanuit de planten zeker moet kunnen. De nodige variatie zit al in de planten, het is nog de kunst om de juiste combinaties van genen bij elkaar te krijgen.’

En hoe zit het met het verplaatsen van de teelt van gewassen. Kunnen we bijvoorbeeld niet gewoon Zuid-Europese rassen en gewassen in West-Europa gaan telen?

Die vraag krijg ik wel vaker. Het lijkt logisch, omdat het klimaat opschuift. Maar behalve een verschil in klimaat is er ook een verschil in daglengte. De daglengte in Spanje is in het voorjaar en de zomer korter dan in Nederland. Gewassen zijn aangepast aan die specifieke omstandigheden en behalen daarbuiten geen optimale opbrengst. ’