Nieuws

De redding voor insecten? WUR werkt aan verleidelijke gewassen

article_published_on_label
6 februari 2025

In de afgelopen dertig jaar is driekwart van de insecten verdwenen, blijkt uit diverse wetenschappelijke studies. Om de afname tegen te gaan, werken wetenschappers uit dertien landen samen aan een nieuwe aanpak. Anders dan bij agrarisch natuurbeheer, willen de onderzoekers niet de omgeving maar de gewassen aantrekkelijker maken voor bestuivers, zoals wilde bijen en vlinders. “We zoeken daarbij naar een win-winsituatie voor boer en insect”, vertelt onderzoeker Andries Temme van Wageningen University & Research.

Tachtig procent van de landbouwgewassen en een derde van de landbouwproductie is afhankelijk van bestuivende insecten. “Toch hebben plantenveredelaars de aantrekkelijkheid van bloemen voor bestuivers vaak genegeerd”, zegt Temme. “Daardoor hebben insecten een voorkeur voor wilde bloemen in plaats van de gewassen in de land- en tuinbouw. En zulke wilde bloemen zijn er steeds minder.”

Oorzaken van afname insecten

Dat is slechts een van de oorzaken voor de afname van insecten, legt ecoloog Thijs Fijen van Wageningen University & Research uit. “Er is minder natuur, en wat er nog is, is minder divers en vaak niet in verbinding met andere natuurgebieden. Daarnaast spelen de overmaat aan stikstof en het gebruik van insecticiden een rol.”

Een andere belangrijke oorzaak is het grootschalig verbouwen van één gewas, oftewel monocultuur. “Dit zorgt voor een eenzijdig voedselaanbod voor bestuivers en een gebrek aan geschikte nestelplekken, wat het voor hen moeilijk maakt om te overleven en zich voort te planten in landbouwgebieden. Dit leidt niet alleen tot uit balans gebrachte ecosystemen, maar vermindert ook de opbrengst van gewassen die voor bestuiving afhankelijk zijn van insecten.”

Doelen van het project

Om deze uitdagingen aan te pakken, richt het AGRI4POL-project zich op het verbeteren van de aantrekkelijkheid van gewassen voor bestuivers. De wetenschappers willen een omslag teweegbrengen in heel Europa. Landbouwgewassen moeten niet langer een negatieve invloed hebben op het aantal insecten, maar juist bijdragen aan hun herstel.

“We zien verschillen in aantrekkelijkheid tussen rassen van dezelfde gewassen, maar weten nog niet precies waardoor dat komt,” vertelt Fijen. “Ligt het aan de hoeveelheid nectar? De eiwitten in het stuifmeel? De vluchtige stoffen waarmee bloemen bestuivers lokken? Of misschien visuele signalen, zoals UV-strepen op de bloemblaadjes, die insecten laten zien: hier moet je zijn. Dat gaan we allemaal onderzoeken.”

“Deze kennis kan worden gebruikt om bestaande rassen van gewassen aan te passen of nieuwe rassen te ontwikkelen. Het doel daarbij is een gelijk speelveld voor bestuiver en boer, waarbij gewassen aantrekkelijk zijn voor bestuivende insecten en boeren profiteren van een hogere opbrengst en betere kwaliteit van de oogst”, aldus Temme.

Binnen AGRI4POL richten onderzoekers van Wageningen University & Research zich samen met Franse collega’s vooral op de gewassen zonnebloem en veldboon. “In Frankrijk voeren we grote proeven uit waarbij camera’s vastleggen hoeveel en welke insecten op verschillende rassen vliegen. Met kunstmatige intelligentie analyseren we deze beelden. Dit is een heel nieuwe benadering om cultuurgewassen te bekijken”, legt Temme uit.

Langhoornbij op veldboon. Foto: David Kleijn.
Langhoornbij op veldboon. Foto: David Kleijn.

Andere kijk op landbouw

De volgende stap is het inzetten van de meest aantrekkelijke rassen. Dit vraagt ook om een andere kijk op landbouw. “Je kunt bijvoorbeeld verschillende rassen van hetzelfde gewas, of zelfs verschillende gewassen, combineren om de bloeiperiode te verlengen. Voor een geslaagde aanpak moet je naar het hele teeltsysteem kijken”, aldus Fijen.

Temme benadrukt de mogelijke voordelen voor de boer. “Zowel zonnebloem als veldboon profiteren van een betere bestuiving. Dit kan zorgen voor een hogere opbrengst en verkleint de kans op een tekort aan bestuivers.” "De nieuwe aanpak is een belangrijke stap naar het bevorderen van biodiversiteit en biedt de mogelijkheid om de negatieve spiraal om te buigen naar een positieve, waarin boer en natuur elkaar versterken," besluit Fijen.