Project
Zachtfruit
Omdat geïmporteerd zachtfruit kwalitatief nog wel eens tegenvalt, is er vanuit de afzet vraag naar jaarrond levering van een kwalitatief goed Nederlands product. Om ook in de wintermaanden vruchten met een goede smaak te kunnen leveren, is teelt in de kas met passende belichting noodzakelijk. De laatste jaren is er een sterke uitbreiding van de teelt van houtig kleinfruit onder glas, waaronder bramen en frambozen. Consumenten zien deze vruchten steeds meer als superfood, dus erg gezond.
Nog veel te onderzoeken
Bij houtig kleinfruitgewassen zijn nog veel vragen t.a.v. de lichtbenuttingsefficiëntie, optimale belichtingsduur en klimaat, beste lichtkleuren voor gewas en vruchten, het al dan niet diffuus zijn van het glas, invloeden op ziekten en plagen, e.d.. Om hier meer licht op te werpen is het noodzakelijk om meer te weten te komen over meer fundamentele processen in deze gewassen, zoals de fotosynthesecapaciteit onder verschillende omstandigheden en de assimilatenverdeling naar vruchten en vegetatieve delen (stengels en bladeren).
Toepassen van kennis van andere gewassen
De verwachting is dat o.a. de lichtkleur en diffuus glas de fractie van assimilaten dat naar de vruchten gaat, kan vergroten. Ook het ras speelt hierbij hoogstwaarschijnlijk een rol. Wat we binnen het project kleinhoutig zachtfruit beogen is een ‘proof of principle’ onderzoek uit te voeren en een aantal onderzoeksuitkomsten die bij andere gewassen zijn gevonden, te toetsen bij houtig kleinfruit onder glas. Zo willen wij nieuwe kennis genereren over de fotosynthese in verschillende periodes van het jaar bij houtig kleinfruit onder omstandigheden met zonlicht en tussenbelichting met verschillende lichtkleuren onder diffuus en helder glas.
Fotosynthese verbeteren
Maar ook de fotosynthese bij verschillende licht- en CO2-niveaus en op verschillende tijdstippen van de dag zijn onderwerpen van onderzoek. Vragen zoals wat is het effect van verschillende lichtkleuren, rassen en mate van diffusiteit van het glas op de biomassaverdeling binnen de plant en ‘verliezen’ van assimilaten via het wortelmilieu moeten worden beantwoord. E.e.a. moet leiden tot een efficiëntere inzet van belichting en CO2.