Wat is de relatie tussen de honingbij en de wilde bij?
Het Nationaal Honingprogramma 2020-2022 heeft een door de EU goedgekeurde verlenging en uitbreiding gekregen. Binnen de uitbreiding is er ruimte om verder onderzoek te doen naar de relatie tussen de honingbij en de wilde bij.
Er is een discussie ontstaan over de mogelijke concurrentie tussen wilde bijen en gehouden bijen. Een aanleiding voor deze discussie zijn de 'Honingscowboys' in de Biesbosch. Dit heeft geleid tot Kamervragen waardoor het Ministerie gevraagd heeft binnen de Kennisimpuls hier aandacht aan te schenken. In jaar 1 van het Honingprogramma 2020-2022 is er binnen dit onderwerp, samen met onderzoekers uit de Kennisimpuls bestuivers gewerkt aan een rapport bestuivers “Haalbaarheid van context-afhankelijke richtlijnen ter preventie van concurrentie tussen wilde en gehouden bijensoorten op basis van risicoschattingen”. In jaar 2 en 3 zal binnen de uitbreiding van het honingprogramma het onderwerp relatie wilde bij – honing bij verder uitgewerkt worden.
Kennisontwikkeling
Samen met meerdere partners wordt er gewerkt aan kennisontwikkeling binnen dit onderwerp. Deze partners zijn naast Wageningen Plant Research/Bijen@wur (WPR), Wageningen Environmental Research (WEnR), de vertegenwoordiger namens de imkerbonden NBV, BD imkers, BVNI, en IN, en de bijenlector (Hogeschool Inholland/Van Hall-Larenstein). Samen met deze partners zijn vier workshops georganiseerd. Het doel van de workshops was het opstarten van de onderlinge samenwerking, het verkennen van elkaars expertise en afspreken van de verschillende rollen, en nader invulling geven aan te onderzoek dat gedaan gaat worden in jaar 3 en de verlenging van het honingprogramma. Met de informatie die verkregen is uit de meerdere workshops wordt er een eerste schets gemaakt van een werkplan. Deze schets wordt in de komende maanden verder uitgewerkt binnen de bilaterale gesprekken met de afzonderlijke partners.
Drie onderwerpen centraal
Eerste aandachtpunten daarin zijn het inventariseren van de onderzoeksvragen en prioritering van de regio’s met het oog op een gebiedsafhankelijke benadering, het verbeteren van kaartlagen voor modellen voor het voedselaanbod voor bijen, mogelijkheden verkennen voor (gebiedsafhankelijke en) geregistreerde plaatsing van bijenvolken.
Kort gezegd wordt er dus ingezet op drie onderwerpen:
- Verbetering van de kaartlagen voedselaanbod in ruimte/tijd, in samenwerking met het bijenlectoraat.
- Opzetten en pilots registratiesysteem en zelfsturing imkers, in samenwerking met de imkerij. Het registratiesysteem is ook van belang vanwege een wijziging in de Europese Animal Health Regulation (AHR). Deze verordening heeft gevolgen voor de wet- en regelgeving over diergezondheid in Nederland en daarmee voor professionele en hobbyhouders van dieren. Ook voor hommels en bijen wordt een registratieplicht voorgesteld.
- De flexibele richtlijnen (uit de haalbaarheidsstudie) moeten in de praktijk gevalideerd worden voor diverse gebiedstypen, bijvoorbeeld door pilots uit te voeren om na te gaan in hoeverre de aanpak met bufferzones realistische oppervlakten bloemaanbod overlaat voor plaatsing van bijenkasten. En om te verifiëren dat zelfs bij plaatsing buiten de bufferzone er geen grote getalen honingbijen alsnog het beschermde gebied in vliegen. Ook dit onderwerp wordt uitgevoerd in samenwerking met het bijenlectoraat en de imkerij.
Binnen de uitbreiding van het Honingprogramma vallen naast de relatie tussen de honingbij en wilde bij nog twee andere onderdelen. Het tweede onderdeel (zeer klein) bestaat de uitbreiding van het lopende Samen imkeren onderzoek met meer aandacht voor gerichte selectie op het gebied van varroa resistentie. Het derde onderdeel omvat het toewerken naar registratie van bijenvolken. Dit onderdeel wordt opgepakt in samenhang met het “relatie honingbij-wilde bij” onderdeel.
Achtergrond
Het huidige EU honingprogramma 2020-2022 is breed gericht op vier indicatoren bestaande uit onderzoek naar meer robuuste weerbare honingbijen ook wel bekend als het Samen imkeren project. Daarnaast is de monitoring van wintersterfte van honingbijen een onderdeel evenals de kennisverspreiding ten behoeve van de verbetering van de imkerpraktijk. Binnen de laatste indicator wordt onderzoek gedaan naar het voorkomen en herkennen van (nieuwe) bedreigingen voor honingbijen. Voorbeelden hiervan zijn de geïntegreerde plaagbestrijding van Varroa, de ondersteuning van de werkgroepen diagnose bijenziekten en was ruimte voor bijvoorbeeld herkennen van de Kleine bijenkast kever, de Aziatische hoornaar en/of Amerikaans vuilbroed. Door de Kamervragen die in 2019 gesteld werden ontstond echter een verzoek tot kennisontwikkeling op de relatie honingbij – wilde bij. Omdat onder bedreigingen een kleine budgettaire ruimte zat voor ad hoc invulling en het onder druk staan van de relatie tussen honingbijen en wilde bijen voor beide kanten problemen oplevert, werd dit onderwerp ondergebracht in deze indicator in jaar 1. En uitgebouwd in jaar 2 en 3 met de goedgekeurde uitbreiding.