Nieuws
Verkenning naar een nieuwe grondsoortenkaart van Nederland
De Nederlandse overheid gebruikt een grondsoortenkaart om te bepalen hoeveel mest boeren mogen aanbrengen op hun landbouwgrond. Deze kaart is in 2005 vastgelegd in de meststoffenwet. De kaart onderscheidt vier grondsoorten: klei, veen, zand en löss. Maar bodemkundig gezien zijn er meer grondsoorten en de bodem verandert voortdurend. Wageningen Environmental Research onderzocht wat gebruik van bodemkundige kennis en recente bodeminformatie betekent voor de wettelijke grondsoortenkaart.
Recente bodeminformatie geeft veranderingen in de grondsoortenkaart voor het mestbeleid
Het mestbeleid van Nederland heeft voorschriften voor het gebruik van mest op landbouwgrond. Deze zijn afhankelijk van de grondsoort. Dat komt omdat de grondsoort iets zegt over hoe goed de bodem water en stoffen kan doorlaten en voedingsstoffen kan leveren aan planten. Grondsoorten van landbouwpercelen zijn bepaald op basis van wettelijke definities voor kleigronden, veengronden en zand- of lössgronden. De ligging van die gronden is afgeleid uit de Bodemkaart van Nederland en gedetailleerde bodemkaarten. De Bodemkaart van Nederland staat in de Basisregistratie Ondergrond (BRO). Wageningen Environmental Research past deze kaart ieder jaar aan op de huidige situatie met nieuwe bodemkundige informatie. Dat is nodig, omdat de bodem in Nederland verandert door fysische, chemische en biologische processen, klimaatverandering en ontwatering.
In de wettelijke grondsoortenkaart is sinds 2005 geen nieuwe informatie over de bodem verwerkt. Wageningen Environmental Research onderzocht voor het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur wat het betekent als recente bodeminformatie en bodemkundige kennis worden toegepast op de grondsoortenkaart die het mestbeleid gebruikt. Bij gebruik van recente bodeminformatie uit de Bodemkaart en detailkarteringen zou de toekenning van grondsoorten veranderen over een oppervlakte van bijna 50.000 hectare ten opzichte van de toekenning in de wettelijke grondsoortenkaart uit 2005. Het is dus belangrijk om recente bodeminformatie te gebruiken.
Grondsoorten zijn meer dan een pakket zand, klei of veen
De grondsoortenkaart in het mestbeleid onderscheidt vier grondsoorten en geeft de dominante grondsoort in ieder landbouwperceel: klei, zand, veen of löss. Bodemkundigen onderscheiden meer grondsoorten op basis van de opbouw en samenstelling van de bodem. In een bodemprofiel kunnen meerdere grondsoorten voorkomen en ook binnen een perceel. In een ‘bodemkundige grondsoortenkaart’ worden dan ook meer dan de vier genoemde grondsoorten onderscheiden. Moerige gronden bijvoorbeeld. Deze gronden komen vooral voor op de overgang van veengronden naar zand- of kleigronden.
Afhankelijk van de processen en eigenschappen van de bodem waarnaar we kijken zijn verschillende aspecten van de grondsoort belangrijk. Bij iedere vraag over de bodem is daarom een andere indeling in grondsoorten nodig. Voor bijvoorbeeld bodemdaling is het belangrijk om de ligging van gronden met venige lagen te kennen, waaruit organische stof verdwijnt (moerige gronden). WENR beveelt aan om onderscheid te maken tussen een bodemkundige grondsoortenkaart en een toekenningskaart grondsoorten voor het mestbeleid.