Nieuws
Veerle Vanacker benoemd tot leerstoelhouder Bodemgeografie en Landschap
De Raad van Bestuur van Wageningen University & Research heeft Veerle Vanacker benoemd tot leerstoelhouder Bodemgeografie en Landschap. Deze groep onderzoekt geografische patronen in bodemkenmerken en integreert de ontwikkeling van bodem in landschapsanalyses. De benoeming is per 20 februari 2025 ingegaan.
Prof. Dr. Vanacker houdt zich bezig met de dynamiek tussen bodem en landschap, op verschillende schalen in ruimte en tijd. Daarbij doet ze niet alleen fundamenteel onderzoek naar hoe klimaat, topografie en tektoniek invloed hebben op bodemontwikkeling, erosie en landschapsevolutie, maar ook toegepast onderzoek naar de wisselwerking tussen mens en landschap. “Een groot deel van mijn werk heb ik in de tropen gedaan,” vertelt ze. “Daar heb ik me verdiept in de impact van de mens op bodemerosie, aardverschuivingen en de verplaatsing van sediment. Ook heb ik bestudeerd wat de gevolgen van ontbossing kunnen zijn voor sedimentophoping in reservoirs. Later gebruikte ik geochemische technieken om erosieprocessen in kaart te brengen, en onderzocht ik hoe nature-based solutions kunnen helpen om landdegradatie te verminderen.”
Bodemwetenschappen essentieel voor klimaat- en hersteldoelen
De belangstelling voor bodemwetenschappen groeit, vooral met betrekking tot een gezonde bodem en het vastleggen van koolstof. We zien bijvoorbeeld dat bodems en bodemprocessen bijdragen aan verschillende Sustainable Development Goals van de Verenigde Naties. Ook staat bodemgezondheid centraal in een van de EU-Missies. Met een groeiende behoefte aan landschapsherstel en klimaatadaptatie, is wetenschappelijke kennis over de wisselwerking tussen mens, bodem en landschap belangrijk voor het slagen van herstelprojecten.

Vanacker ziet al kansen voor haar groep om bij te dragen aan vernieuwingen in onderzoek. Bijvoorbeeld het gebruik van multi-tool en multi-dateringstechnieken in studies naar bodem en landschap. “Door regulier bodemonderzoek te combineren met in-situ monitoring en omgevingssensoren bij de grond, of juist van bovenaf met een drone of satelliet, kunnen we op grotere ruimtelijke schaal data verzamelen,” licht ze toe. “Ook zal de ontwikkeling van multi-dateringstechnieken (via luminescentie en kosmogene radionucliden) helpen om beter te begrijpen hoe bodems en landschappen zich op de lange termijn ontwikkelen.
Gravend in de aarde

Veerle Vanacker werd in 1976 in België geboren. Als tiener was ze al gefascineerd door oude ruïnes en archeologie, en bracht ze – gravend in de aarde – heel wat zomers door op archeologische vindplaatsen in Vlaanderen. Ze koos een studie geografie aan de Katholieke Universiteit Leuven, waarna ze in 1998 afstudeerde met een scriptie over de invloed van omgevingsfactoren op prehistorische nederzettingspatronen. Vervolgens wilde ze zich verdiepen in veranderingen in landgebruik en de toenemende erosie in de tropen. In haar PhD onderzocht ze dan ook de relatie tussen veranderingen in bosoppervlak, bodemerosie en aardverschuivingen in het tropische deel van de Andes.
Université catholique de Louvain
Na haar PhD ging Vanacker aan de slag bij het Remote Sensing-team van de Université catholique de Louvain in België. Hier legde ze zich verder toe op het monitoren van wereldwijde veranderingen in vegetatiebedekking met behulp van SPOT- en MODIS-beelden. Ze kreeg een Marie Curie-beurs toegekend en verhuisde naar Hannover, Duitsland, waar ze zich verder specialiseerde in nieuwe isotopische methoden voor het kwantificeren van bodem- en landschapsdynamieken. In 2005 keerde ze terug naar de Université catholique de Louvain. Eerst als FNRS-research associate, later klom ze op tot hoogleraar aan de School of Geography.
Vanacker heeft zin in haar nieuwe functie als leerstoelhouder: “De groep heeft veel expertise, een uitstekende internationale reputatie en een grote samenwerkingsmentaliteit.” Ze zal haar tijd verdelen tussen Wageningen University & Research en Université catholique de Louvain. “Mijn positie bij beide instituten kan deuren openen voor toekomstige samenwerking en kennisuitwisseling,” verwacht ze. “Niet alleen via de mobiliteit van medewerkers en studenten in een Erasmus+ programma, maar ook door het gezamenlijk ontwikkelen van onderzoeksprojecten.”