Nieuws
Menselijke activiteit heeft impact op wild in beschermde tropische gebieden
Zoogdieren in beschermde tropische gebieden ontkomen niet aan de invloed van menselijke activiteit, zelfs niet als die activiteit buiten het beschermde gebied plaatsvindt. Tot die conclusie komt een nieuwe internationale studie in 16 tropische bossen. Onderzoekers bestudeerden met camera’s de impact van menselijk handelen op dieren, in relatie tot wat ze in hun leefgebied nodig hebben. Deze inzichten kunnen helpen bij het beheer van natuurgebieden en bij biodiversiteitsbeleid.
De studie is onlangs in Nature Ecology & Evolution verschenen, en omvat het grootste gestandaardiseerde onderzoek met camera’s op de lange termijn tot nog toe. Het onderzoeksteam analyseerde miljoenen camerabeelden om te zien hoe menselijke factoren (zoals bevolkingsdichtheid en versnippering van leefomgeving) doorwerken op 159 zoogdiersoorten in 16 verschillende natuurgebieden, verdeeld over drie continenten.
Sommige soorten gevoeliger voor menselijke aanwezigheid
Een van de voornaamste verschillen waar de onderzoekers bij hun analyse naar keken, was het onderscheid tussen “specialisten” (soorten die alleen in een bepaalde omgeving voorkomen) en “generalisten” (soorten die in verschillende leefomgevingen gedijen). Ze zagen dat specialisten vaak gevoeliger zijn voor negatieve gevolgen van menselijke activiteit, zoals jacht en verandering van landgebruik. Het Afrikaanse boomschubdier in het Bwindi Impenetrable National Park in Oeganda zou dus bijvoorbeeld dieper het gebied in moeten trekken. Daar is het bos minder gefragmenteerd, wat gunstiger is voor een dergelijke specialistische soort.
Aan de andere kant zijn er de generalisten, die het goed doen in verschillende habitats. Zoals de tayra (zwartbruine veelvraat), een marterachtige zo groot als een hond die vooral in neotropische wouden voorkomt. Hij voelt zich zowel thuis in het bos, als op graslanden en akkers.
Aan de randen van natuurgebieden zijn habitats het meest divers. Bijvoorbeeld daar waar bos overgaat in een open landschap, zoals landbouwgrond. Sommige generalisten doen het uitstekend in dit soort gevarieerde omgevingen, omdat ze er toegang hebben tot meerdere voedselbronnen. Maar de voordelen van het leven aan de rand van zo’n gebied zijn alleen groter dan de nadelen als er weinig mensen wonen. Bij een hogere bevolkingsdichtheid profiteren deze generalisten niet meer van de overgang tussen natuurgebied en bewoond gebied. Waarschijnlijk als gevolg van menselijke verstoringen, zoals de jacht.
Gestandaardiseerd cameraprotocol op alle onderzoekslocaties
De dataset is bijeengebracht door een groot netwerk van onderzoekers bij verschillende onderzoekstations, die allemaal dezelfde methode hebben gebruikt om beelden vast te leggen. Hij bevat miljoenen beelden die gedurende meerdere jaren zijn gemaakt door meer dan 1000 camera’s. Asunción Semper-Pascual, postdoc aan de Norwegian University for Life Sciences en eerste auteur van het onderzoek: ‘Camera’s kunnen op heel veel manieren worden ingezet om wild te monitoren. In dit geval hebben we in alle beschermde gebieden hetzelfde protocol gebruikt, zodat vergelijkingen beter te maken zijn.’
De beelden gaven de onderzoekers inzicht in hoe wild lijkt te reageren op activiteit binnen en buiten de beschermde gebieden. Coauteur Douglas Sheil van Wageningen University & Research: ‘Eén van onze onderzoekslocaties, het Bwindi Impenetrable National Park in Oeganda, is een moeilijke plek om te werken. Het heet niet voor niets “ondoordringbaar”. Met de camera’s konden we ook in deze uitdagende omgeving consistente data verzamelen. Ze lieten ons dieren en diergedrag zien dat we anders alleen sporadisch zouden zien. De Afrikaanse goudkat wordt bijvoorbeeld zelden waargenomen. Maar tijdens ons eerste onderzoek kregen we al 700 beelden van een gezonde populatie te zien.’
- Helaas, uw cookie-instellingen zijn zodanig dat de video niet getoond kan worden - pas uw permissie voor cookies aan
Beheer van bestaande en nieuwe natuurgebieden
Vorig jaar is tijdens de Biodiversiteitsconferentie van de Verenigde Naties de belangrijke doelstelling "30-by-30” afgesproken. In dat kader kunnen de uitkomsten van het onderzoek niet alleen worden gebruikt bij het beheer van bestaande beschermde gebieden in de tropen, maar ook bij het inrichten van nieuwe gebieden. Voor een zo gunstig mogelijk effect op biodiversiteit, moeten beheer- en beleidsstrategieën rekening houden met factoren zowel binnen als buiten beschermde gebieden (zoals de rol van de plaatselijke bevolking).
Sheil: ‘Het is belangrijk om te beter te begrijpen hoe individuele soorten reageren op stressfactoren veroorzaakt door mensen. Dat kan helpen bij het stellen van prioriteiten bij bescherming. Ook kan het een leidraad zijn bij natuurbeheer. Niet alleen plaatselijk, door bijvoorbeeld extra aandacht voor kwetsbare soorten. Maar ook wereldwijd, door te laten zien hoe landschapsfactoren buiten de beschermde gebieden invloed hebben op de biodiversiteit.’