Nieuws
Combinatie van rapportagemethoden doet beter recht aan klimaateffect landbouw
De wijze waarop broeikasgasemissies van de landbouw worden gerapporteerd in het kader van het internationale klimaatbeleid doet onvoldoende recht aan de inspanningen die de sector levert om emissies te verminderen. Door alleen emissies binnen de landsgrenzen te meten en geen rekening te houden met effecten die worden toegerekend aan andere sectoren, blijft een belangrijk deel van die inspanningen buiten beeld. Een visualisatiematrix, ontwikkeld in de PPS Klimaatperspectief Nederlandse Agroproductie, maakt effecten die nu nog verborgen blijven, zichtbaar.
Elk jaar stelt het RIVM in opdracht van de Ministeries van EZK en I&W een National Inventory Report (NIR) op. Daarin staat hoeveel broeikasgassen Nederland dat jaar heeft uitgestoten. Volgens het Klimaatverdrag van de Verenigde Naties moeten landen periodiek laten zien hoeveel broeikasgassen zij uitstoten. Ook de Europese Commissie wil de vinger aan de pols houden. Met de NIR voldoet de Nederlandse overheid aan deze verplichtingen. In de NIR zijn alle emissies vastgelegd waarvoor een lidstaat verantwoordelijk is: binnen de eigen landsgrenzen. De rapportage is opgedeeld in zes sectoren, waarvan de landbouw er één is. Tel de broeikasgasuitstoot van al deze zes sectoren bij elkaar op en het resultaat is de uitstoot binnen Nederland in een jaar.
Emissies uit de schoorsteen
Maar de NIR vertelt niet het hele verhaal. De NIR rapporteert de emissies die ‘uit de schoorsteen’ komen. Bedrijven zijn gewend om volgens een ketenbenadering te rapporteren: de LCA-benadering. Daarmee wordt de klimaatimpact in de hele keten van een bepaald product meegenomen. Dat is een andere manier van monitoren. Als bijvoorbeeld een melkveehouder krachtvoer van zijn eigen land haalt, dan vervangt hij voergrondstoffen uit het buitenland en kan ontbossing elders in de wereld voorkomen worden. In de LCA-benadering is dit positieve effect zichtbaar, in de Nederlandse NIR sector landbouw niet.
Zonnepanelen
Ander voorbeeld: als een varkenshouder zonnepanelen plaatst op de bedrijfsgebouwen of energie bespaart, komt het positieve effect terecht in de Nederlandse NIR-sector Energie, niet in de NIR-sector landbouw. Als de overheid dus alleen reductiedoelstellingen voor de NIR-sector Landbouw stelt, blijft een deel van de inspanningen van de sector buiten beeld. Ook kan het ervoor zorgen dat maatregelen worden genomen die elders juist tot meer emissie leiden. De vraag is gerechtvaardigd of een eenzijdige sturing in beleid op reductie per Nederlandse NIR-sector wel dus de juiste prikkels biedt.
Visualisatiematrix
Zeker is dat landen de verplichting houden om de emissies binnen eigen grenzen te rapporteren aan de VN en de EU. Maar met die NIR-benadering blijven keteneffecten buiten Nederland, en ook baten en lasten die in andere sectoren worden geboekt, onzichtbaar. Om daar verandering in te brengen, zijn Wageningen University & Research, Blonk Sustainability en brancheorganisaties Nevedi, NZO, SBK en CoViVa in opdracht van het Ministerie van LNV het publiek-private samenwerkingsprogramma Klimaatperspectief Nederlandse Agroproductie gestart. Een tastbaar resultaat van deze samenwerking is de ontwikkeling van de ‘visualisatiematrix’. Joan Reijs, senior onderzoeker Duurzaamheidsmeting landbouw bij Wageningen University & Research, legt uit: “Met deze matrix kunnen we emissies vanuit de veehouderij die berekend zijn volgens de ketenbenadering uitsplitsen naar sector en regio’s: Nederland, Europa en de rest van de wereld. Zo zie je bijvoorbeeld voor de kalverhouderij in één oogopslag dat ruim 15 procent van de emissies door landbouwactiviteiten worden geregistreerd in de Nederlandse energiesector. Maar ook dat ruim 12 procent van de emissies het gevolg zijn van landgebruik buiten Europa. Om echt integraal te kunnen sturen op klimaatimpact, is deze brede scope onmisbaar.”
Beleidsbijeenkomst 28 september 2023
Tijdens een drukbezochte beleidsbijeenkomst op 28 september in Den Haag werden de resultaten van de PPS gedeeld met beleidsmakers van de Rijksoverheid. De boodschap – verrijk de bestaande monitoring geënt op geografische indeling met gegevens uit de LCA-benadering-, vond een gewillig oor, merkte Reijs. “Een flink deel van de emissies als gevolg van Nederlandse activiteiten vindt plaats in het buitenland. Toch is het overheidsbeleid gericht op het deel dat in eigen land plaatsvindt. Terwijl iedereen het erover eens is dat het gaat om het terugbrengen van de totale hoeveelheid broeikasgassen. Het is dan wel belangrijk dat er erkenning is voor de totale inspanningen die de landbouw levert, ook als de positieve effecten daarvan niet in de sector zelf terechtkomen. Het inzichtelijk maken van keteneffecten is dan een belangrijke eerste stap.”
Spraakverwarring en dubbel werk voorkomen
Tijdens de bijeenkomst was er een grote betrokkenheid bij het onderwerp voelbaar. Er lijkt draagvlak te zijn voor het toevoegen van de visualisatiematrix aan bestaande monitoringsinstrumenten van de overheid. De lessen van de bijeenkomst worden samengevat en omgezet in concrete adviezen voor de overheid en het bedrijfsleven. Reijs: “Het is essentieel dat effecten van inspanningen integraal in de toekomstige monitoring zichtbaar worden en dat spraakverwarring en dubbel werk door verschillende monitoringssystemen zoveel mogelijk wordt beperkt.”