Achtergrond
Wormenstad in de Waddenzee
Een kleine, borstelige worm in een kokertje van zand is nu een zeldzame gast in de Waddenzee. Maar ooit bouwde dit diertje enorme riffen die barstten van het leven. Marien ecoloog Martin Baptist probeert de waddennatuur te herstellen door deze Sabellaria-worm een nieuwe kans te geven om zich te vestigen.
Op een zonnige maandag in september besluit Martin Baptist van Wageningen Marine Research het er eindelijk op te wagen: voor de kust van het Texelse dorp Oudeschild gaat hij met duikers op zoek naar een bijzonder zeediertje. ‘Het was de hele zomer spannend, want het moest een aantal dagen bijna windstil weer zijn. Dan pas is het water helder genoeg om op de zeebodem te kijken. Vanochtend trok de wind weer aan, maar gelukkig waren we nog op tijd.’
Baptist is op zoek naar Sabellaria-wormen die zich daar onder water kunnen vestigen in de harde geulwand van de Texelstroom. Het diertje, ook wel gestekelde zandkokerworm genoemd, bouwt van zand zijn eigen huisje. Omdat deze wormen hun ‘woonbuizen’ aan elkaar plakken, ontstaat een grote structuur onder water: een rif. De Duitse naam is niet voor niets Sandkoralle.
Een rif van zandkoraal zouden de duikers vast niet aantreffen, maar een enkel wormpje was mogelijk. En ze konden vaststellen of het een goede vestigingsplaats zou zijn. Zo’n plek heeft in ieder geval een harde ondergrond, ligt een paar meter onder water en er stroomt veel zand langs. De verwachtingen waren hooggespannen. ‘De natuur bleek prachtig. Onze duikers zagen poliepen, sponzen en zakpijpen. Maar het was overvol met onderwaterleven op de stenen van deze geulwand. Hier was voor Sabellaria geen plek meer.’
Biobouwers
hectare. Op andere plekken in de Waddenzee worden ook kunstmatige riffen gemaakt, bijvoorbeeld van betonnen buizen. Baptist: ‘Die zijn bedoeld om de oorspronkelijke waddennatuur te herstellen. Zulke plekken trekken allerlei soorten dieren aan. Maar voor echt herstel denk ik niet aan betonnen buizen, maar aan natuurlijke riffen. Die groeien en brokkelen ook weer af, waardoor er een steeds veranderend systeem ontstaat. Voor zo’n rif heb je dieren nodig die zelf grote structuren maken: biobouwers’.
Ooit was de Waddenzee het terrein van drie biobouwers, die zich op verschillende dieptes bevonden. Zeegras vormde grote groene velden net onder het wateroppervlak. Iets dieper waren vaak schelpdierbanken te vinden met platte oesters en mosselen. Nog wat dieper zaten Sabellaria-wormen dicht opeengepakt, als flatgebouwen in een stad. ‘We hebben beschrijvingen van riffen die meer dan 100 hectare groot waren’, vertelt Baptist. ‘De wormen begonnen zo’n rif bijvoorbeeld te bouwen op de resten van schelpdieren die naar beneden zakten.’
Hoe ’t vroeger was…
Het verschil tussen een zandige bodem en een bodem met Sabellaria-riffen is groot, volgens de marien ecoloog. ‘Vissen en zeenaaktslakken vinden schuilplekken en voedsel in het rif. Andere dieren, zoals sponzen, zakpijpen en poliepen vinden een ondergrond om zich te vestigen, maar het groeit niet helemaal dicht. Dat staan de wormen niet toe.’ Ze filteren bovendien het water om er voedingsstoffen uit te halen en dat zorgt voor verandering in de nutriëntenstroming. De riffen helpen zelfs mee om zandplaten en geulen langer op hun plek te houden. Zulke veranderingen trekken allerlei dieren aan die zich vestigen in de Waddenzee. Het gevolg is een veel diverser ecosysteem.
De afgelopen eeuwen zijn Sabellaria-riffen echter uit de Waddenzee verdwenen. Daar hebben onderzoekers in het verleden allerlei oorzaken voor aangedragen, maar visserij lijkt wel een waarschijnlijke kandidaat. Op de Engelse en Franse zeebodem zijn nog wel riffen te vinden, maar aanvoer van jonge wormen vanuit de Noordzee is waarschijnlijk minimaal. In 2008 en in 2015 troffen onderzoekers slechts een eenzame worm aan die zich had gevestigd in de Waddenzee. ‘Dat helpt niet om te voldoen aan de internationale doelstellingen uit 2010. Daarin staat dat biobouwers als Sabellaria terug moeten komen in de Waddenzee’, vertelt Baptist.
Plek voor pioniers
Sinds deze doelstellingen voor herstel van de Sabellaria-riffen bestaan, speelt Baptist met een idee om de wormen uit te zetten. Via het Kennisbasisprogramma van het ministerie van LNV kreeg hij de kans om dit idee te verkennen. Hij onderzocht plekken waar de wormen hun favoriete leefomstandigheden zouden kunnen vinden. Vooral de plek bij Oudeschild kreeg zijn aandacht, een kansrijke plek waar hij drie methoden kon vergelijken voor het zoeken naar geschikte locaties: echo, duiken en een soort drone onder water.
Met een onderwaterdrone werd de bodem gedetailleerd in kaart gebracht. Foto’s: Martin Baptist
Eerder in de zomer voer Baptist al uit met een boot die uitgerust was met apparatuur voor het maken van echo’s. De bodem bleek er veelbelovend uit te zien, maar pas toen hij duikers inzette, werd duidelijk dat er geen plekje meer vrij was op de ondergrond. Tot slot gebruikte hij een ‘onderwaterdrone’ waarmee hij, net als met de duikers, in groter detail dan met echo de bodem in kaart kon brengen.
Helaas bleek de locatie bij Oudeschild dus geen geschikte plek. Baptist: ‘We weten nu wel veel meer over deze drie methodes bij het zoeken naar goede plekken. Met die kennis zoeken we door. Wie weet vinden we een plek, of we komen tot de conclusie dat we toch beter zelf met een kunstmatige ondergrond kunnen beginnen. De larven van deze wormen moeten namelijk wel een geschikte plek hebben om te starten.’
- Helaas, uw cookie-instellingen zijn zodanig dat de video niet getoond kan worden - pas uw permissie voor cookies aan
Duizenden larfjes
Als die startlocatie gevonden is, dan willen de onderzoekers die plek overspoelen met wormenlarven. ‘Die diertjes moeten zich massaal vestigen, anders groeien ze niet uit tot een rif’, weet Baptist. En dus heeft hij veel larven nodig. Wat hij geen optie vindt, is om een stuk rif uit een ander land te halen. ‘Een rif transplanteren heeft allerlei nadelen. Je maakt een ander rif kapot en misschien breng je wel ziektes of schadelijke exoten naar de Waddenzee.’
Hoe komt Baptist dan aan duizenden Sabellaria-larfjes? De oplossing diende zichzelf aan: een Groningse wormenkweker die regenwormen kweekt voor composthopen en vissers. Hij wil wel een kraamkamer voor de diertjes beginnen. Hiervoor is slechts een klein stekje uit een bestaand rif nodig. ‘Deze kweker heeft veel ervaring, maar kweken in zout water is wel wat anders dan hij gewend is.’ Daarom hebben ze ook contacten bij dierentuinen met zeeaquaria. Door alle kennis bij elkaar te leggen, hopen ze de wormpjes aan te zetten tot voortplanting.
In de startblokken
Wormen vermeerderen kan uiteindelijk snel gaan, want elke paar maanden groeit er een nieuwe generatie op. Als de kweek eenmaal op gang is, hoeft het dus niet lang meer te duren voordat de eerste groep wormen zich op het wad kan gaan vestigen. Zonder gevaar voor ziektes en exoten, want de larven groeien bij de kweker op onder schone omstandigheden. Baptist: ‘We hebben een financier gevonden en daarnaast hebben we toestemming van Rijkswaterstaat nodig voor de kweek. Die hebben we helaas nog niet. We staan in de startblokken om te beginnen deze biobouwer terug te krijgen in de Waddenzee. Voor de andere twee oorspronkelijke biobouwers, zeegras en de platte oester, lopen er al projecten. Nu onze rifbouwer Sabellaria nog.’