Nieuws
Gaten in de collecties van koolzaad en verwanten in beeld gebracht
Zelfs bij grote voedselgewassen zitten er duidelijke gaten in genenbankcollecties. Met name wilde soorten zijn vaak ondervertegenwoordigd. Maar juist die worden steeds belangrijker voor veredelaars. Ze zijn nodig om in te kunnen spelen op veranderende eisen op het gebied van duurzaamheid, robuustheid en klimaatbestendigheid. De genenbanken van Duitsland en Nederland hebben daarom de collecties van koolzaad in Europa in beeld gebracht.
“Koolzaad (Brassica napus) is een belangrijk oliegewas. Maar de genenpool van cultuursoorten is niet zo ruim. Terwijl je juist een ruime pool nodig hebt voor de uitdagingen van de toekomst. Daarom is het zaak om in beeld te brengen wat er al in genenbanken aanwezig is en wat de status is van verwante wilde soorten in de natuur”, vertelt Rob van Treuren.
Hij heeft namens het Centrum voor Genetische Bronnen Nederland (CGN) meegedaan aan de analyse. Die is gestart op initiatief van de collegagenenbank van het Leibniz Institute of Plant Genetics and Crop Plant Research (IPK) in Duitsland.
Eerst hebben de onderzoekers geïnventariseerd wat er al in Europese genenbanken aanwezig is. Het gaat daarbij om drie categorieën van soorten: goed kruisbaar met cultuursoorten, moeilijk kruisbaar, en alleen kruisbaar met speciale technieken. “Welke van die soorten zijn goed vertegenwoordigd in genenbanken? En welke van de ondervertegenwoordigde soorten zijn bedreigd in het wild? Die wil je dan met voorrang bemonsteren”, geeft hij aan.
Actie nodig
Het blijkt dat veel verwante soorten ondervertegenwoordigd zijn in genenbanken. “Daarvoor is duidelijk actie vereist; dat wil zeggen verzamelen in het wild. Dit geldt met name voor soorten die voorkomen in het Middellandse Zeegebied, maar er zijn ook soorten bij met een wijdere verspreiding”, zegt Van Treuren.
In een wetenschappelijk artikel in Frontiers in Plant Science geven de onderzoekers de status van de relevante soorten aan. Het gaat dan zowel om de collecties in genenbanken als om de stand van zaken in de natuur. “Daarvoor gebruiken we de rode lijst van de IUCN, die aangeeft in welke mate soorten bedreigd zijn”, vertelt hij.
Maar dat inzicht is niet genoeg. Het is ook belangrijk om te weten hoe de verwachte verspreiding van de soorten zal zijn in de toekomst. “We kijken eerst naar de bestaande verspreiding. Op basis van verspreidingsgegevens bepalen we welke eisen een soort stelt aan de omgevingsomstandigheden, zoals neerslag en temperatuur. Vervolgens kunnen op basis van verschillende scenario’s voor klimaatverandering schattingen worden gemaakt voor toekomstige verspreiding”, vertelt Van Treuren.
Prioriteitenlijst
De lacunes in genenbanken plus de huidige en toekomstige status in de natuur zijn de basis voor een prioriteitenlijst. “Daarop staan de soorten die je met voorrang moet gaan verzamelen”, geeft hij aan. “Dat is in eerste instantie een verantwoordelijkheid van de betreffende landen waarin een soort voorkomt, maar het kan ook in een samenwerkingsverband worden opgepakt, zoals via de overkoepelende European Cooperative Programme for Plant Genetic Resources (ECPGR)”, zegt Van Treuren.
Het CGN werkt al aan het verzamelen van gewasverwanten in Nederland in een initiatief met de naam ‘Crop Wild Relatives’ (www.cwrnl.nl). “Een voorbeeld is de schijnraket (Erucastrum gallicum), een belangrijke soort uit de genenpool van koolzaad en gekenmerkt door een hoge verzamelprioriteit. Uiteindelijk willen we de diversiteit van alle in Nederland voorkomende wilde gewasverwanten veiligstellen.”