CGN peulvruchtencollectie

De collectie bestaat uit bijna 1800 accessies van Pisum, Vicia en Lupinus. Het materiaal is voornamelijk afkomstig van de voormalige Stichting voor Plantenveredeling (SVP), maar enkele erwt accessies zijn afkomstig van het voormalige Instituut voor de Veredeling van Tuinbouwgewassen (IVT).

De collecties zijn uitgebreid met materiaal van het Centrum voor Plantveredeling en Reproductieonderzoek (CPRO-DLO), verschillende veredelingsbedrijven en met enkele landrassen uit twee Oost-Europese genenbanken.

Erwt (Pisum)

De collectie van ongeveer 1050 accessies bestaat voornamelijk uit materiaal van P. sativum. De collectie bevat meer dan 349 landrassen, 47 uit Europa, waaronder slechts vier uit Nederland (grauwe erwt, Noord-Hollandse rozijnenerwt, boerengrauw en Wijker vale). De andere Europese landrassen komen voornamelijk uit Oost- en Zuid-Europa. Meer dan 250 landrassen komen uit Azië (68) en Afrika (88). Dit materiaal is tamelijk primitief en niet goed aangepast aan de omstandigheden in Noordwest-Europa. Het bestaat uit 66 accessies uit Pakistan. Dit materiaal werd verzameld met Nederlandse medewerking (Hashmi et al. 1981).

In Ethiopië zijn 88 accessies verzameld, waarvan 72 in 1950/51 door W.A. Archer, Beltsville Agricultural Centre (VS). De cultivars (N=509) vormen het grootste deel van de collectie en bestaan uit droge voedererwten en erwten voor menselijke consumptie. Deze laatste groep bevat meer dan 140 cultivars. De meeste cultivars zijn van Europese oorsprong en slechts een beperkt aantal komt uit Noord-Amerika en Australië. Er zijn 86 accessies geclassificeerd als onderzoeksmateriaal, vooral uit Europa en de VS. Het populatietype van een relatief grote groep accessies (51) is niet gedefinieerd. Bovendien is het land van herkomst van 120 accessies niet bekend.

Tuinboon (Vicia faba)

Deze collectie bestaat uit 725 accessies van de gecultiveerde soort V. faba. Er bevinden zich 394 landrassen in de collectie, voornamelijk uit Azië (187) en Afrika (119). Deze landrassen zijn verzameld in de herkomstgebieden, met name in een aantal landen in het Midden-Oosten, zoals Syrië, Afghanistan, Pakistan, Irak en Turkije. Er zijn ook 78 landrassen uit het sub-herkomstgebied in Ethiopië. Er bevinden zich slechts 61 landrassen uit Europa in de collectie, waaronder het oud-Nederlandse landras Oldambster. De fababonencollectie bestaat uit 228 cultivars. De accessies komen voornamelijk uit Europa (195), met name uit Nederland (55), Duitsland (59), het Verenigd Koninkrijk (23), Frankrijk (16) en Rusland (11). Oud-Nederlandse cultivars in de collectie zijn Mansholt’s wierboon (1892), Adrie (1919) en wierboon C.B. (1931). Er zijn slechts een paar cultivars uit Azië, Afrika en Amerika aanwezig in de collectie.

Lupine (Lupinus)

Deze kleine collectie bevat bijna 70 accessies van de soorten L. albus en L. luteus. De collectie bevat slechts twee Oost-Europese landrassen en 19 cultivars uit Nederland, Duitsland en Polen. Het overige materiaal bestaat voornamelijk uit onderzoeksmateriaal van de voormalige Stichting voor Plantenveredeling (SVP) en uit Polen (Van Soest en Boukema 1995).

Regeneratie en karakterisering

Tuinbonen en lupines worden geregenereerd op geïsoleerde percelen in wintergraanvelden met een afstand van ongeveer 80 m. tussen de percelen, in tunnels of in isolatiekooien in de kas. De grootte van de percelen is 8 m2 er worden 200 zaden direct in het veld gezaaid. Erwten worden direct in het veld gezaaid zonder isolatie. Per accessie worden 100 zaden tegen een hek gezaaid. Tijdens het groeiseizoen worden de accessies zowel visueel als door middel van serologische tests gecontroleerd op het Pea Seed-borne Mosaic Virus (PSMV). Planten die besmet zijn met PSMV worden volledig verwijderd. Tijdens de regeneratie zijn accessies van P. sativum en V. faba gekarakteriseerd voor respectievelijk 14 en 13 verschillende agromorfologische eigenschappen (Dijkstra en Van Soest 1986). De descriptorlijsten zijn deels afgeleid van de IPGRI- en UPOV-descriptorlijsten en zijn ontwikkeld na overleg met verschillende veredelaars van peulvruchten. Prof. J. Kraft (USDA/ARS, Prosser WA, USA) heeft diverse Pisum-accessies uit Pakistan geëvalueerd op resistentie tegen drie ziektes (Fusarium solani f. sp. pisi, Fusarium oxysporum f. sp. pisi fysio 2 en Aphanomyces euteiches). Alle evaluatiegegevens kunnen worden gedownload via de CGN-website.

De twee Lupinus-soorten zijn slechts gekarakteriseerd voor planttype en bloemkleur.

Referenties

Dijkstra, H. and L.J.M. van Soest (1986). Descriptor list Pulses; lupines, peas and faba beans. CGN, Wageningen. 8p. Hashmi, N.I., L.J.M. van Soest, A.R. Rao, M. Mesken and Zahoor Amad (1981). Collecting in Baluchistan, Pakistan. Plant Genetic Resources Newsletter 47: 31-35.

Van Hintum, Th.J.L. en L.J.M. van Soest (eds) (1995). De Genenbank Onderweg. Verleden, heden en toekomst van het CGN. Centrum voor Genetische Bronnen, Nederland (CGN). Centrum voor Plantenveredelings- en Reproduktieonderzoek (CPRO-DLO), Wageningen. 51p.

Van Soest, L.J.M. en I.W. Boukema (eds) (1995). Diversiteit in de Nederlandse Genenbank. Een overzicht van de CGN collecties. Centrum voor Genetische Bronnen Nederland (CGN). Centrum voor Plantenveredelings- en Reproduktieonderzoek (CPRO-DLO), Wageningen. 126p.

Van Soest, L.J.M. and H. Dijkstra (1996). Current status of the CGN small grain legumes collection. In: Report of a Working Group on Legumes. ECP/GR-IPGRI, Rome, Italy, pp. 57-60.