CGN-tomatencollectie
In 1999 werd de oorspronkelijke naam Solanum lycopersicum (Heiser en Anderson 1999) opnieuw geïntroduceerd. Rick (1976) had eerder voorgesteld om het geslacht Lycopersicon op te delen in twee ondergeslachten, het ‘lycopersicum-complex’ en het ‘peruvianum-complex’ (Taylor en Al-Kummer 1982; Heuvelink 2004).
Het ‘lycopersicum-complex’ bestaat uit S. lycopersicum en de zes Solanum-soorten S. pimpinellifolium, S. cheesmaniae, S. neorickii, S. chmielewskii, S. habrochaites en S.pennellii, die betrekkelijk eenvoudig gekruist kunnen worden met gecultiveerde tomaat. S. peruvianum en S. chilense, die moeilijk kruisbaar zijn met S. lycopersicum, behoren tot het laatste complex.
Geschiedenis
De geschiedenis van de tomatencollectie is hetzelfde als de CGN-collecties van paprika, aubergine, komkommer en meloen en wordt beschreven op de algemene pagina van de vruchtgroenten.
Samenstelling
De collectie bevat ongeveer 1350 accessies en bestaat voornamelijk uit cultivars. Het grootste deel van de collectie wordt gevormd door de gecultiveerde soort S. lycopersicum. De meeste rassen komen uit Europa, de VS, Canada en Rusland. De landrassen zijn afkomstig uit landen over de hele wereld. De wilde soorten komen voornamelijk uit Peru en Ecuador.
Onderhoud
Om opgenomen te worden in de collectie, moeten accessies een minimale kiemkracht hebben van 80%. Voor accessies van wilde soorten geldt een minimale kiemkracht van 60%. Regeneratie wordt uitgevoerd wanneer de kiemkracht van het zaad te laag is of wanneer er te weinig zaad over is.
Regeneratie/vermeerdering vindt plaats in insectvrije kassen op een substraatsysteem waarbij de planten langs touwen groeien. Voor de regeneratie van zelfbestuivende tomaat worden zeven planten gebruikt. Uitzonderingen zijn heterogene accessies en kruisbestuivende soorten zoals S. peruvianum, waarvan minstens tien planten per accessie met de hand worden bestoven met een stuifmeelmengsel. Bij heterogene monsters worden veertien planten gebruikt.
Veredelingsbedrijven, georganiseerd in Plantum NL, helpen bij de regeneratie van tomaat. Sommige moeilijk regenereerbare accessies worden in isolatiekooien geplaatst met hommels voor bestuiving. Tijdens het groeiseizoen worden de planten door of in opdracht van de NVWA gecontroleerd op zaadoverdraagbare ziektes. Er wordt speciale aandacht besteed aan tomaat, waarbij visuele controles en bladtesten worden uitgevoerd op de aanwezigheid van zaadoverdraagbare virussen en bacteriën (zoals Clavibacter michiganensis spp. michiganensis, Xanthomonas campestris pv. vesicatoria en pepinomozaïekvirus (PepMV).
Karakterisering
Karakterisering van vruchtgroenten vindt plaats tijdens regeneratie. Vrijwel alle accessies zijn morfologisch beschreven. Tot 2006 werden ongeveer 30 descriptoren gebruikt voor elk gewas. Sinds 2006 worden de vruchtgroenten gekarakteriseerd door een minimaal aantal descriptoren die zijn ontwikkeld door de ECPGR-werkgroepen. Deze descriptorlijsten bestaan uit ongeveer tien descriptoren per gewas en zijn te vinden op de Solanaceae-pagina van het ECPGR. Alle karakteriseringsgegevens zijn online en in downloadbare bestanden beschikbaar.
De collecties zijn goed gedocumenteerd met foto’s; er zijn veel foto’s van (on)rijpe vruchten, planten en bloemen beschikbaar. Indien nodig worden er nieuwe foto’s genomen tijdens de regeneratie.
Evaluatie
Grote delen van de tomatencollectie zijn gescreend op resistentie tegen tabaksmozaïekvirus (TMV), pepinomozaïekvirus (PepMV), bladvlekkenziekte (Cladosporium fulvum), Fusarium-verwelkingsziekte (Fusarium oxysporum), tomatenziekte (Phytophthora infestans), voetrot (Didymella lycopersici), echte meeldauw (Oidium lycopersicum) en bacterieverwelkingsziekte (Clavibacter michiganense subsp. michiganensis).