CGN-komkommercollectie
De geschiedenis van de komkommercollectie is hetzelfde als de collecties van tomaat, paprika, aubergine en meloen en wordt beschreven op de algemene pagina van de vruchtgroenten.
Samenstelling
De komkommercollectie van CGN bestaat uitsluitend uit de gecultiveerde Cucumis sativus en bevat momenteel ongeveer 925 accessies. Er zijn een paar accessies van de ondersoorten C. sativus var. hardwickii en C. sativus var. sikkimensis aanwezig. Het is een van de grootste collecties in Europa en bevat 371 cultivars, 137 landrassen, 16 accessies van onderzoeksmateriaal, 4 accessies van C. sativus var. hardwickii, die wordt beschouwd als de wilde vorm, en 397 accessies met een onbekend populatietype. Uit een diversiteitsonderzoek met moleculaire markers bleek dat de landrassen een genetisch cluster vormen dat onderscheiden kan worden van de rest van de collectie (Ly et al. 2012). Een kwart van de collectie bestaat uit cultivars afkomstig uit Europa, waaronder 154 Nederlandse accessies. Unieke landrassen zijn verzameld in Egypte, Pakistan, Kirgizië en Oezbekistan.
Onderhoud
Om opgenomen te worden in de collectie, moeten accessies een minimale kiemkracht hebben van 80%. Voor wilde soorten geldt een minimale kiemkracht van 60%. Regeneratie wordt uitgevoerd wanneer de kiemkracht of hoeveelheid zaden te laag is. Regeneratie/vermeerdering vindt plaats in insectvrije kassen op een substraatsysteem waarbij de planten langs touwen groeien.
Voor komkommer, een kruisbestuivende soort, worden tien planten gebruikt. Als het materiaal heterogeen is, worden veertien planten gebruikt. Veredelingsbedrijven, georganiseerd in Plantum NL, helpen bij de regeneratie van komkommer. Moeilijk regenereerbare accessies worden in isolatiekooien geplaatst met hommels voor bestuiving. Tijdens het groeiseizoen worden de planten door of in opdracht van de NVWA gecontroleerd op zaadoverdraagbare ziektes.
Karakterisering
Karakterisering van vruchtgroenten vindt plaats tijdens regeneratie. Vrijwel alle accessies zijn morfologisch beschreven. Tot 2006 werden ongeveer 30 descriptoren gebruikt voor elk gewas. Sinds 2006 worden de vruchtgroenten gekarakteriseerd met een minimaal aantal descriptoren die zijn ontwikkeld door de ECPGR-werkgroepen. Deze descriptorlijsten bestaan uit ongeveer tien descriptoren per gewas en zijn te vinden op de Cucurbitaceae-pagina van het ECPGR. Alle karakteriseringsgegevens zijn online en in downloadbare bestanden beschikbaar. De collecties zijn goed gedocumenteerd met foto’s; er zijn veel foto’s van (on)rijpe vruchten, planten en bloemen beschikbaar. Indien nodig worden er nieuwe foto’s genomen tijdens de regeneratie.
In 2009 is 80% van de CGN-komkommercollectie gebruikt in een diversiteitsonderzoek met SSR-merkers om een kerncollectie te ontwikkelen (Ly et al. 2012). De resultaten zijn gedeeld met CGN en zijn gebruikt om de gegevens en samenstelling van de collectie te verbeteren.
Evaluatie
In de periode 2001-2006 zijn er in totaal 134 accessies gescreend op resistentie tegen echte meeldauw (Sphaerotheca fuliginea) en valse meeldauw (Pseudoperonospora cubensis). De volledige komkommercollectie werd in 2008 gescreend op het komkommerbontvirus (CGMMV).