Nieuws
Deelnemers aan Koeien & Kansen sorteren voor op toekomstig beleid
Dit jaar bestaat het project Koeien & Kansen 25 jaar. Dit is zowel voor het onderzoek als voor de deelnemende boeren een mooie mijlpaal. Sommige boeren doen al 25 jaar mee, terwijl in andere gevallen de zoon het stokje van de ouders heeft overgenomen. De samenwerking tussen de vele partijen maakt dit project meer dan bijzonder.
Onderzoeker Frans Aarts is de geestelijk vader van het project Koeien & Kansen. Hij wilde, samen met praktiserende veehouders, onderzoeken welke maatregelen nodig zijn om aan toekomstig beleid te kunnen voldoen. En welke draaiknoppen effectief zijn en ook de gevolgen in kaart te brengen voor het milieu. Michel de Haan, werkzaam bij WUR en huidig projectleider: “De groep van deelnemende melkveehouders mag je dus gerust voorlopers noemen. In de loop der jaren zijn bedrijven met het project gestopt, terwijl anderen juist aangehaakt. Maar ze hebben allemaal een bijdrage geleverd aan het succes ervan, want telkens is het project met een vaste periode van vier jaar verlengd.”
Voorsorteren
In de basis is de werkwijze van het project blijven bestaan: voorsorterend op toekomstig beleid. “En daar ligt ook juist de kracht van het project”, geeft Jos Verstraten aan. Hij is namens LTO lid van de stuurgroep en de begeleidingscommissie van Koeien & Kansen. “We zien dat de scope verbreed is. Van het halen van milieudoelen in eerste aanleg, naar klimaat, biodiversiteit en bedrijfswater.”
Welke maatregelen zijn er te nemen en hoe succesvol, of juist niet, zijn deze? En via die weg is er ook onderbouwing voor onderzoek en praktijk. De werkwijze is al jaren gelijk: melkveehouders werken samen met onderzoekers, adviseurs, overheid en sectorvertegenwoordigers in het project. Dat schept een vertrouwensband, zorgt voor korte lijnen en praktisch inzicht.
Het ministerie van LVVN geeft aan dat het bijzondere aan dit project is dat het om een redelijk vaste groep melkveehouders gaat, die al over langere tijd een uitgebreide set aan gegevens verzamelt én dat men bereid is gegevens te delen. Door de brede set aan praktijkdata zijn heel diverse onderzoeksvragen aan te pakken en te delen met het publiek. We leren in dit project hoe maatregelen in de praktijk uitwerken van boeren die tegen echte problemen aanlopen.
Tegelijk bieden jarenlange meetreeksen een uitgelezen kans om wetenschappelijk onderbouwd inzichtelijk te maken wat de effecten zijn van deze maatregelen. Dat is belangrijk, zo reageert LVVN, want als overheid willen we ook dat beleid uitvoerbaar en haalbaar op het boerenerf terechtkomt. Dit helpt ook bij het vormen en toetsen van beleid. De inzichten en begeleiding binnen Koeien & Kansen leveren dan ook mooie resultaten en goede gesprekken op.
Succesvolle maatregelen
Het project meldt dat er via de vaste werkwijze kansen zijn gevonden om het mineralenmanagement te verbeteren, zonder verlies aan inkomen en zonder negatief effect op milieudoelen. In een heel aantal gevallen is er zelfs verbetering van de milieudoelen. De te nemen maatregelen worden vastgesteld in het bedrijfsontwikkelplan, dat de bedrijven samen met hun adviseurs jaarlijks opstellen.
Succesvolle maatregelen zijn bijvoorbeeld effectief gebruik van een vanggewas bij maisteelt, achterwege laten van bemesting bij mais op gescheurd grasland, en minder eiwit voeren voor lagere ammoniakemissie. Deze maatregelen zijn in de praktijk ook in grote mate overgenomen. Projectleider De Haan: “Het project leverde diverse instrumenten en pilots die ontwikkeld zijn om de resultaten van de milieuprestaties te benutten. De belangrijkste twee daarin zijn BEX (bedrijfsspecifieke excretie) en de KringloopWijzer.”
Meer stikstof via BES kan wel in de praktijk
BES, afkorting van Bedrijf Eigen Stikstofbemesting uit dierlijke mest, hield in dat melkveehouders die deelnamen aan de pilot, de hoeveelheid dierlijke mest afstemden op de fosfaatgebruiksruimte. Omdat de fosfaatgehalten in mest de laatste decennia flink zijn gedaald, kunnen er op basis van de fosfaatgebruiksruimte meer kuub drijfmest op het land gebracht worden.
In de praktijk betekende dit dat het aantal kuub mest beperkt werd door de stikstofgebruiksruimte. In de BES-pilot werd ontheffing verleend aan de veehouders. Daardoor konden ze op fosfaatgebruiksruimte bemesten, en bracht dus meer dan de normaal toegestane hoeveelheid stikstof(op basis van grondslag en derogatie) via drijfmest op het land. Het deel stikstof dat boven de toegestane hoeveelheid stikstof, die via derogatie werd gegeven, werd ingeleverd in de vorm van mindering op de hoeveelheid stikstofkunstmest. Zo werd de stikstofgebruiksruimte niet overschreden. Belangrijk ander aspect van deze pilot is dat de ammoniakemissie niet mag toenemen. De deelnemende veehouders namen daartoe extra maatregelen.
Deze methodiek werd groots omarmd door de gebruikers, want het betekende dat er minder mest hoefde te worden afgevoerd, er meer eigen mineralen op het bedrijf bleven en de fosfaatbemestingsruimte van het bedrijf volledig werd benut in plaats van onderbemest. Want onder derogatie is aanvoer van kunstmestfosfaat niet toegestaan. Ook wezen de onderzoeken uit dat er geen milieuschade optrad door een hoger mestgebruik. De nitraatgehalten in het (grond)water stegen niet. Maar voorkomen van de extra ammoniakemissie was nog wel een flinke uitdaging.
Toch is de pilot gestopt. Het ministerie ziet er geen perspectief in. Hierbij speelt de afbouw van de derogatie richting een norm voor dierlijke mest van 170 kilo stikstof per hectare een grote rol. Bij doorzetten van BES op landelijke schaal wordt de Brusselse norm op veel plaatsen ruim overschreden.
KringloopWijzer en BEX
De KringloopWijzer toont de mineralenstromen en de milieuprestaties van individuele bedrijven. Dit instrument is dan ook ingevoerd via de zuivelsector. Met BEX hebben veehouders enorm veel geld bespaard. Er wordt wel eens aangegeven dat het project Koeien & Kansen veel geld kost. Gefinancierd via overheid, maar ook via ZuivelNL, met boerengeld via de heffing op melk. “Maar met BEX mogen boeren de stikstof- en fosfaatexcretie op bedrijfsniveau bepalen, zodat ze niet met de forfaitaire normen hoeven te werken. En dat heeft in de loop der jaren ook heel veel mestafzet gescheeld. Zo betaalt het project de investering dubbel en dwars terug,” aldus De Haan.
Ook de BES-pilot (BedrijfsEigen Stikstofnorm) was succesvol, maar stopte vorig jaar vanwege het einde van derogatie. Daarin is Verstraten wel teleurgesteld. “Het is jammer dat we kennis en tools ontwikkelen en deze kunnen onderbouwen, en dat we deze toch niet door de politiek gewaardeerd en geaccepteerd kunnen krijgen.”
Toch denkt De Haan dat de investering in de BES-pilot niet voor niets is geweest. “We hebben data en kennis ontwikkeld en die kunnen mogelijk op een later tijdstip wel weer bruikbaar zijn als er zich nieuw kansen en ruimte voordoet.” Verstraten vult aan: “Bijvoorbeeld bij de invoering van een afrekenbare stoffen balans.”