Nieuws

Deelnemers aan Koeien & Kansen sorteren voor op toekomstig beleid

article_published_on_label
14 oktober 2024

Het project Koeien & Kansen bestaat dit jaar 25 jaar. Dit is zowel voor het onderzoek als voor de deelnemende boeren een bijzondere mijlpaal. Een aantal boeren doet al 25 jaar mee, terwijl in sommige gevallen de zoon het stokje van de ouders heeft overgenomen. De samenwerking tussen de vele partijen maakt dit project bijzonder en lang houdbaar.

Koeien & Kansen is in 1999 gestart als vierjarig project om de gevolgen van de eindnormen van Minas (Mineralen Aangiftesysteem) in kaart te brengen. Aangestuurd en geïnitieerd door Proefboerderij De Marke, toen nog eigendom van WUR, want Minas was voor veel boeren een lastige opgave. Dat gold zeker voor het proefbedrijf in Hengelo (Gld.) met zeer droogtegevoelige zandgrond.

Koeien & Kansen, interactief project vanuit de boerenpraktijk

Onderzoeker Frans Aarts is de geestelijk vader van het project. Hij wilde, samen met praktiserende veehouders, onderzoeken welke maatregelen nodig zijn om aan toekomstig beleid te kunnen voldoen. En welke draaiknoppen effectief zijn en ook de gevolgen in kaart te brengen voor het milieu. Michel de Haan, werkzaam bij WUR en huidig projectleider: “De groep van melkveehouders is er dus een die je gerust voorlopers mag noemen. In de loop der jaren zijn sommige bedrijven met het project gestopt, andere juist aangehaakt. Maar ze hebben alle bijgedragen aan het succes ervan, want steeds opnieuw is het project met een vaste periode van vier jaar verlengd.”

Voorsorteren op beleid overheid

In de basis is de werkwijze van het project blijven bestaan: voorsorterend op toekomstig beleid. “En daar ligt ook juist de kracht van het project”, geeft Jos Verstraten aan. Hij is namens LTO lid van de stuurgroep en de begeleidingscommissie van Koeien & Kansen. “We zien dat de scope verbreed is. Van het halen van milieudoelen in eerste aanleg, naar klimaat, biodiversiteit en bedrijfswater.”

Welke maatregelen zijn er te nemen en hoe succesvol, of juist niet, zijn deze? En via die weg is er ook onderbouwing voor onderzoek en praktijk. De werkwijze is al jaren gelijk: melkveehouders werken samen met onderzoekers, adviseurs, overheid en sectorvertegenwoordigers in het project. Dat schept een vertrouwensband, zorgt voor korte lijnen en praktisch inzicht.

Het ministerie van LVVN geeft aan dat het bijzondere aan dit project is dat het om een redelijk vaste groep melkveehouders gaat, die al over langere tijd een uitgebreide set aan gegevens verzamelt én dat men bereid is gegevens te delen. Door de brede set aan praktijkdata zijn heel diverse onderzoeksvragen aan te pakken en te delen met het publiek. We leren in dit project hoe maatregelen in de praktijk uitwerken van boeren die tegen echte problemen aanlopen.

Tijdens de meetweken vergaren de deelnemers veel directe informatie ovrer de rantsoenen. Zo leer je beter te sturen op vermindering van ruw eiwit in het rantsoen.
Tijdens de meetweken vergaren de deelnemers veel directe informatie ovrer de rantsoenen. Zo leer je beter te sturen op vermindering van ruw eiwit in het rantsoen.

Tegelijk bieden jarenlange meetreeksen een uitgelezen kans om wetenschappelijk onderbouwd inzichtelijk te maken wat de effecten zijn van deze maatregelen. Dat is belangrijk, zo reageert LVVN, want als overheid willen we ook dat beleid uitvoerbaar en haalbaar op het boerenerf terechtkomt. Dit helpt ook bij het vormen en toetsen van beleid. De inzichten en begeleiding binnen Koeien & Kansen leveren dan ook mooie resultaten en goede gesprekken op.

Jaarlijks doelen vaststellen

In het project stellen Koeien & Kansen-ondernemers jaarlijks bedrijfsdoelen voor hun bedrijf op. Deze worden vastgelegd in een bedrijfsontwikkelingsplan. In dit plan staan ook de maatregelen die ze gaan nemen om de voorgestelde doelen te realiseren. Alle Koeien & Kansen-deelnemers zijn goed voor meer dan 50 verschillende maatregelen. Deze maatregelen zijn vooral gericht op het optimaliseren en verbeteren van kwaliteit op het gebied van vee, bodem en gewas, en minder op groei en productie.

Elk bedrijf heeft een vaste adviseur. Samen met het Koeien & Kansen-bedrijf maakt de adviseur in overleg met de ondernemer een bedrijfsontwikkelingsplan. In dit plan worden ook steeds de resultaten van voorgaande jaren op een rij gezet, die worden als uitgangspunt gekozen voor nieuwe doelen.

Om de doelen te halen, hebben de deelnemers maatregelen geformuleerd waaraan ze de komende periode gaan werken. Belangrijke doelen zijn onder meer: eiwit van eigen land, broeikas- en ammoniakemissie, gewasopbrengsten en stikstofbodemoverschot.

Om de geformuleerde doelen te halen, plannen de Koeien & Kansen-bedrijven verschillende maatregelen. Denk aan minder eiwitvoeren in het rantsoen, aangepaste bemesting en het optimaliseren of verhogen van de melkproductie per koe.

Belangrijke doelen zijn bijvoorbeeld meer eiwit van eigen land, gewasbrengsten en stikstofbodemoverschot.
Belangrijke doelen zijn bijvoorbeeld meer eiwit van eigen land, gewasbrengsten en stikstofbodemoverschot.

Ontwikkelplan

Het project meldt zelf ook dat er via de vaste werkwijze kansen zijn gevonden om het mineralenmanagement te verbeteren, zonder verlies aan inkomen en zonder negatief effect op milieudoelen. In een heel aantal gevallen is er zelfs verbetering van de milieudoelen. De te nemen maatregelen worden vastgesteld in het bedrijfsontwikkelplan, dat de bedrijven samen met hun adviseurs jaarlijks opstellen.

Succesvolle maatregelen zijn bijvoorbeeld effectief gebruik van een vanggewas bij maisteelt, achterwege laten van bemesting bij mais op gescheurd grasland, en minder eiwit voeren voor lagere ammoniakemissie. Deze maatregelen zijn in de praktijk ook in grote mate overgenomen. Projectleider De Haan: “Het project leverde diverse instrumenten en pilots die ontwikkeld zijn om de resultaten van de milieuprestaties te benutten. De belangrijkste twee daarin zijn BEX (bedrijfsspecifieke excretie) en de KringloopWijzer.”

Meer stikstof via BES kan wel, maar mag niet

BES, afkorting van Bedrijf Eigen Stikstofbemesting uit dierlijke mest, hield in dat melkveehouders die deelnamen aan de pilot, de hoeveelheid dierlijke mest afstemden op de fosfaatgebruiksruimte. Omdat de fosfaatgehalten in mest de laatste decennia flink zijn gedaald, kunnen er op basis van de fosfaatgebruiksruimte meer kuub drijfmest op het land gebracht worden.

In de praktijk betekende dit dat het aantal kuub mest beperkt werd door de stikstofgebruiksruimte. In de BES-pilot werd ontheffing verleend aan de veehouders. Daardoor konden ze op fosfaatgebruiksruimte bemesten, en bracht dus meer dan de normaal toegestane hoeveelheid stikstof(op basis van grondslag en derogatie) via drijfmest op het land. Het deel stikstof dat boven de toegestane hoeveelheid stikstof, die via derogatie werd gegeven, werd ingeleverd in de vorm van mindering op de hoeveelheid stikstofkunstmest. Zo werd de stikstofgebruiksruimte niet overschreden. Belangrijk ander aspect van deze pilot is dat de ammoniakemissie niet mag toenemen. De deelnemende veehouders namen daartoe extra maatregelen.

Deze methodiek werd groots omarmd door de gebruikers, want het betekende dat er minder mest hoefde te worden afgevoerd, er meer eigen mineralen op het bedrijf bleven en de fosfaatbemestingsruimte van het bedrijf volledig werd benut in plaats van onderbemest. Want onder derogatie is aanvoer van kunstmestfosfaat niet toegestaan. Ook wezen de onderzoeken uit dat er geen milieuschade optrad door een hoger mestgebruik. De nitraatgehalten in het (grond)water stegen niet. Maar voorkomen van de extra ammoniakemissie was nog wel een flinke uitdaging.

Toch is de pilot gestopt. Het ministerie ziet er geen perspectief in. Hierbij speelt de afbouw van de derogatie richting een norm voor dierlijke mest van 170 kilo stikstof per hectare een grote rol. Bij doorzetten van BES op landelijke schaal wordt de Brusselse norm op veel plaatsen ruim overschreden.

BEX en KringloopWijzer

De KringloopWijzer toont de mineralenstromen en de milieuprestaties van individuele bedrijven. Dit instrument is dan ook ingevoerd via de zuivelsector. Met BEX hebben veehouders enorm veel geld bespaard. Er wordt wel eens aangegeven dat het project Koeien & Kansen veel geld kost. Gefinancierd via overheid, maar ook via ZuivelNL, met boerengeld via de heffing op melk. “Maar met BEX mogen boeren de stikstof- en fosfaatexcretie op bedrijfsniveau bepalen, zodat ze niet met de forfaitaire normen hoeven te werken. En dat heeft in de loop der jaren ook heel veel mestafzet gescheeld. Zo betaalt het project de investering dubbel en dwars terug,” aldus De Haan.

Onder BES is de kwaliteit van grond- en oppervlaktewater nooit verslechterd.

Ook de BES-pilot (BedrijfsEigen Stikstofnorm) was succesvol, maar stopte vorig jaar vanwege het einde van derogatie. Daarin is Verstraten wel teleurgesteld. “Het is jammer dat we kennis en tools ontwikkelen en deze kunnen onderbouwen, en dat we deze toch niet door de politiek gewaardeerd en geaccepteerd kunnen krijgen.”

Toch denkt De Haan dat de investering in de BES-pilot niet voor niets is geweest. “We hebben data en kennis ontwikkeld en die kunnen mogelijk op een later tijdstip wel weer bruikbaar zijn als er zich nieuw kansen en ruimte voordoet.” Verstraten vult aan: “Bijvoorbeeld bij de invoering van een afrekenbare stoffen balans.”

Deelnemers en onderzoekers van Koeien & Kansen in 2024
Deelnemers en onderzoekers van Koeien & Kansen in 2024