Project

PALLIFIT

Door gebrek aan alternatieve bestrijdingsmethoden voor aardappelmoeheid (AM) is de Nederlandse aardappelsector afhankelijk van de beschikbaarheid van rassen met effectieve AM-resistenties. Tot voor kort leefde breed de veronderstelling dat aardappelmoeheid, een ziekte veroorzaakt door de aardappelcystenaaltjes Globodera rostochiensis en G. pallida, beheerst kon worden met behulp van het pallet aan resistenties dat binnen de moderne aardappelcultivars vertegenwoordigd is. Recente meldingen van veldpopulaties van G. pallida met sterk afwijkende virulentie in Duitsland en Noordoost-Nederland trekken deze veronderstelling ernstig in twijfel.

Voor het kwantificeren van AM-resistentie voor de Nederlandse rassenlijst wordt momenteel alleen de zogenaamde Chavornay populatie als meest virulente referentie gebruikt. Sommige rassen, die volgens de Chavornay-schaal volledig resistent zouden moeten zijn tegen G. pallida, lijken echter niet bestand tegen de opkomende veldpopulaties met afwijkende virulentie.

Achtergrond

De laatste jaren is duidelijk geworden dat het klassieke pathotype-schema voor de veredeling van AM-resistentie niet meer voldoet, en dat voor de vitaliteit van de Nederlandse aardappelsector een nieuw fijnmazig indelingsprincipe gebaseerd op genetische karakterisering van aardappelcystenaaltjes noodzakelijk is. Laboratoriumonderzoek heeft recentelijk aangetoond dat natuurlijke selectie op specifieke mutaties in speekseleiwitten van aardappelcystenaaltjes AM-resistentie in aardappel onwerkzaam kan maken. Deze resistentie-brekende mutaties zijn waarschijnlijk al sinds de introductie van aardappelcystenaaltjes, eind 19e eeuw, in Europa aanwezig.

Doel

Het doel van dit project is het ontwikkelen van een nieuw classificatiesysteem voor virulentie in G. pallida op basis van resistentie-brekende mutaties in speekseleiwitten van aardappelcystenaaltjes ten behoeve van

1) de specifieke inzet van bestaande AM-resistente rassen waar dat nog mogelijk is en

2) merkergestuurde veredeling van rassen met nieuwe AM-resistenties.

Met behulp van nieuwe DNA-sequentie analyses zullen mutaties in geografisch gespreide veldpopulaties van G.pallida met afwijkende virulentie in kaart worden gebracht. Door de virulentie van deze veldpopulaties te kwantificeren aan de hand van een representatieve subset van AM-resistente aardappelrassen kunnen koppelingen tussen specifieke mutaties in aardappelcystenaaltjes en moleculaire merkers voor AM-resistenties in aardappel worden vastgesteld. Een classificatiesysteem op basis van genetische variatie in virulente veldpopulaties van G. pallida en genetische variatie in aardappelrassen kan op de korte termijn gebruikt worden voor het ontwikkelen van nieuwe referentiestandaarden voor de veredeling op AM-resistenties. Op de lange termijn zullen de resultaten van dit project bijdragen aan de ontwikkeling van specifieke diagnose-behandel combinaties voor de duurzame en gerichte teelt van AM-resistente aardappelrassen.

Publicaties