Project
Effecten van zeewier op methaanproductie in melkvee
Er zijn aanwijzingen dat bepaalde zeewiersoorten toegevoegd aan het dieet van melkvee de methaanproductie in de pens van de koe kan verminderen. Omdat methaanproductie door melkvee bijdraagt aan het klimaatprobleem, kan een methaan reducerend effect van zeewier zonder negatieve effecten op gezondheid of melkproductie perspectieven bieden. In dit project is onderzocht wat de effecten zijn van 10 Europese zeewiersoorten op de methaanproductie in melkvee. Deze 10 Europese zeewiersoorten komen van nature voor in Europa en hebben potentie om in de Noordzee of rustige kustwateren van Nederland gekweekt te worden. Daarnaast is zijn de gezondheidseffecten van Asparagopsis taxiformis toegevoegd aan het rantsoen van melkvee onderzocht. Deze soort heeft de potentie om de methaanuitstoot van koeien met meer dan 80% te verminderen. Dit Asparagopsis zeewier groeit van nature niet in de Noordzee maar in tropische en warme gematigde wateren, en kan gekweekt worden in speciaal ontwikkelde bassins op land.
Effecten van Europese zeewiersoorten op methaanproductie door melkvee
In een laboratoriumopstelling, waarin de processen die optreden in de koeienmaag worden nagebootst, is het effect van 10 Europese zeewiersoorten op methaanproductie onderzocht. De hypothese is dat zeewier een remmend effect kan hebben op methaan-producerende microben in de pens van de koe. Op basis van de laboratorium resultaten werden de zeewiersoorten Fucus serratus, Saccharina latissima en Chondrus crispus geselecteerd voor een voederproef. Het betrof een experiment met 64 koeien die gedurende 70 dagen een dieet ontvingen waaraan één van de geselecteerde zeewiersoort was toegevoegd. Daarnaast was er een controle dieet. Gedurende 91 dagen werden verschillende parameters gemonitord w.o. voedselopname, melkgift, melksamenstelling en methaanproductie. Geen van de zeewieren had een negatief effect op de voeropname of productie van de koeien, wat in beginsel een positief resultaat is. Er werden geen effecten van de drie zeewiersoorten op methaanproductie gevonden. Wel werd een hogere melkgifte waargenomen bij de dieren die Saccharina latissima kregen toegediend in het veevoer. Het exacte werkingsmechanisme is nog onbekend, een van de mogelijkheden is dat het een (in)direct positief effect heeft op de gezondheid van de koe. Deze zeewiersoort kan ook gekweekt worden in Nederlandse wateren. Een uitdaging bij Saccharina latissima, en andere bruine zeewieren, is dat er vaak hoge gehaltes arseen en jodium worden gemeten in deze zeewieren. Deze gehalten overschrijden vaak de Europese normen voor veevoeder ingrediënten. Extra processing stappen na oogsten en voor het drogen zouden mogelijk de gehaltes aan arseen en jodium kunnen verlagen, als ook specifieke kweek en selectie van strains die lagere gehaltes aan arseen en jodium bevatten.
Financiering: TKI-Agri&Food/Ministerie van LNV.
Medefinancier en -uitvoerder: Melkveefonds LTO, Hortimare BV, Veevoeder De Heus BV, BluO2 BV
Transmissie van bromoform in Asparagopsis taxiformis naar melk en urine van melkvee.
Onderzoek heeft aangetoond dat kleine hoeveelheden van Asparagopsis taxiformis – een zeewiersoort dat groeit in tropische en warme gematigde wateren – in het voer voor runderen een sterk verlagend effect op de methaanproductie kan hebben (meer dan 80%). Asparagopsis bevat gehalogeneerde verbindingen waaronder bromoform (CHBr3) dat bindt aan enzymen betrokken bij de methaanproductie. Vanuit het oogpunt van voedselveiligheid is het van belang dat het bromoform niet terug gevonden kan worden in de melk en in het vlees, daarnaast mag het voeren van Asparagopsis ook geen nadelig effect hebben op de diergezondheid. In dit project is het bromoform gehalte onderzocht in melk, urine, feces en bepaalde organen van melkkoeien die een dieet ontvingen waaraan Asparagopsis was toegevoegd. Twaalf melkkoeien kregen een lage, gemiddelde of hoge dosering van Asparagopsis in het veevoer. Bij alle behandelingen werd bromoform in de urine en in de melk gemeten, maar niet in de feces en in verschillende orgaanweefsels. Daarnaast was duidelijk zichtbaar dat de koeien het voer met toegevoegd zeewier niet graag aten, ook niet in de lage doseringen. Het voer met Asparagopsis werd regelmatig geweigerd waardoor de dieren te weinig voer binnen kregen en hun conditie achteruit ging. Dit was reden om het experiment voortijdig stop te zetten.
Financiering TKI-Agri&Food/Ministerie van LNV. FinancieringFinanciering
Medefinancier en -uitvoerder: Bluegrass BV