Project
Botanisch Erfgoed
Afnemende bloemenrijkdom, grootschalige insectensterfte, aanhoudend gebruik van gifstoffen, de effecten van de klimaatverandering en een intensieve exploitatie van ons landschap leiden tot een toenemende zorg over het behoud van onze groene leefomgeving en de daaraan ten grondslag liggende inheemse flora. Om deze teloorgang te stoppen zijn internationaal afspraken gemaakt, zowel binnen Europa als op wereldschaal. Nederland heeft daartoe diverse verdragen ondertekend, waaronder het Biodiversiteitsverdrag van Rio (1997, CBD) en de Conventie van Bern inzake het behoud van wilde dieren en planten en hun natuurlijke leefmilieu in Europa (1979, Natura 2000). Een belangrijke vraag is wat de uiteenlopende internationale afspraken betekenen voor de wijze waarop we in ons land invulling daaraan willen en misschien ook wel moeten geven?
De verkenning gaat in op de wettelijke verplichtingen waaraan Nederland zich verbonden heeft ten aanzien van het behoud van de biodiversiteit, waarbij in detail vragen aan bod komen als: wat wordt precies verstaan onder de te beschermen biodiversiteit en over welke inheems plantensoorten gaat het dat, wat wordt in deze verstaan onder wild relatives of cultivated plants en culturally valuable species waarover in de jaarverslagen van het CBD gesproken wordt, en wat precies wordt verstaan onder typische soorten, op basis waarvan de structuur en functie van de te beschermen habitattypen (Natura 2000) worden bepaald als belangrijk criterium voor het bepalen van de gunstige staat van instandhouding? Hoeveel plantensoorten in ons land staan onder de druk en in welke mate?