Nieuws

Bescherming van autochtone bomen en struiken begint bij weten wat je hebt

article_published_on_label
13 december 2024

Door de genetische diversiteit in autochtone populaties bomen en struiken te behouden, dragen we bij aan het behoud van het aanpassingsvermogen van soorten.

We weten steeds beter hoe zeldzaam autochtone genenbronnen van soorten zijn en waar deze zich bevinden. Om te zorgen dat we behouden wat we hebben, zet het CGN zich in om bosbeheerders te ondersteunen met kennis en praktische handvaten en zo wilde bomen en struiken in de originele groeiplaatsen te behouden.

Werken aan in situ behoud van autochtone populaties is het behouden van het aanpassingsvermogen van een populatie. Genetische diversiteit zorgt ervoor dat bomen meer mogelijkheden hebben om zich aan te passen aan nieuwe omstandigheden, ziekten en plagen. Om genetische diversiteit te behoudenis is het van belang dat een populatie groot genoeg is.

Autochtone genenbronnen bij Staatsbosbeheer

In 2015 publiceerde Staatsbosbeheer hun bosvisie ‘Een Groeiende Toekomst’. Hierin werd het belang van het behoud van autochtone genenbronnen benadrukt en werden 25 gebieden aangewezen waaraan ze prioriteit wilden geven ten behoeve van het behoud van genenbronnen. Op basis van bestaande inventarisatiedata heeft het CGN de autochtone populaties in deze 25 gebieden onder de loep genomen.

In het door CGN opgemaakte rapport werd duidelijk dat veel soorten nog in grote, robuuste populaties voorkomen, maar dat sommige soorten erg zeldzaam zijn. De soorten met grote populaties, zoals els, zomereik en beuk, zijn klaar voor de toekomst zolang ze zich kunnen blijven verjongen. Voor de populaties van zeldzamere soorten, zoals wilde appel, ruwe iep of tweestijlige meidoorn, is extra aandacht nodig. Dit om te zorgen dat deze soorten niet achteruitgaan en deze wilde populaties ook voor de toekomst behouden kunnen blijven als bronnen van genetische diversiteit.

Het bos in

Om de gegevens van bureau naar praktijk te brengen, ging het CGN met beheerders van het Speulder- en Sprielderbos het veld in. Daar werden de resultaten van het onderzoek vergeleken met de huidige toestand: de grote populatie van de beuk die floreert, maar de zomer- en wintereik die het moeilijk hebben in het steeds donkerder wordende bos. Om deze soorten te behouden zijn ingrepen nodig die het bos lichter maken, waardoor de verjonging op gang kan komen. Hoewel de beheerders zeker mogelijkheden zagen om te werken aan het behoud van de eiken, zijn er echter ook praktische bezwaren die de ingrepen in de weg staan, bijvoorbeeld de kosten van het inrasteren van de verjonging.

In situ behoud: de Beheerdersdag, en verder

Voortbouwend op het rapport gaf het CGN een presentatie op de Beheerdersdag 2024. Met enkele stellingen kwam al snel een discussie op gang: Moet behoud van autochtone populaties altijd prioriteit hebben? Wat moet je doen als natuurlijke
verjonging niet vanzelf tot stand komt? Hoe goed gaat het behoud van genetische
diversiteit samen met andere beheerdoelen?

Afbeelding Beheerdersdag 2024

Afbeelding: presentatie van het CGN op de Beheerdersdag 2024

Sommige vragen zijn goed te beantwoorden, maar voor sommige vragen is verdere kennisontwikkeling noodzakelijk. De aanwezige beheerders vonden het in ieder geval positief om te horen dat de verspreiding van autochtone bomen en struiken terug te vinden is op de Kaart Groen Erfgoed. In het nieuwe jaar zal het CGN, samen met beheerders, verder werken aan het behoud van genetische diversiteit van bomen en struiken.