Nieuws
Natuurlijkere, gezondere zandgronden, het kan!
Het gaat niet goed met het Nederlandse zandlandschap. De druk op de zandgronden is hoog en afkomstig van diverse fronten. We gebruiken de grond voor landbouw en industrie, halen ons drinkwater eruit en wonen en recreëren erop. Klimaatverandering voert deze druk nog verder op. Willen we dat alle functies op duurzame wijze naast elkaar kunnen blijven bestaan, dan moeten we ingrijpen. Een landschap creëren waar natuurlijke processen de ruimte krijgen en benut worden, gebaseerd op de nieuwste wetenschappelijke inzichten en geholpen door de technieken van de 21ste eeuw.
Hoe dat dan precies moet, is natuurlijk de hamvraag én een kwestie waarover een groot aantal partijen overeenstemming moet bereiken. Een multidisciplinair team onder leiding van Jakob Wallinga, leerstoelhouder bij Bodemgeografie en Landschap, gaat op basis van uitgebreid (praktijk)onderzoek een wetenschappelijk onderbouwd toekomstperspectief ontwikkelen.
Het team bestaat uit experts van Wageningen University & Research, de Radboud Universiteit (Nijmegen), HAS Hogeschool (Den Bosch), de Vrije Universiteit (Amsterdam) en de Universiteit van Keulen. Onlangs hoorden ze dat hun projectvoorstel NAT: NATuur-gebaseerde aanpak voor klimaatrobuuste, duurzame en waardevolle zandlandschappen door NWO is gehonoreerd en dat ze van start kunnen.
Het natuurlijke landschap als uitgangspunt
Uitgangspunt van het project is het natuurlijke functioneren van het landschap. In de afgelopen eeuwen heeft de mens de bodem en het landschap aangepast om intensief gebruik mogelijk te maken. Denk aan sloten en greppels voor ontwatering, kunstmest om de bodem vruchtbaar te maken en beregening in droge tijden. Team Wallinga stelt voor dit om te draaien; niet bodem en landschap aanpassen aan gewenst gebruik, maar functies aanpassen aan de geschiktheid van bodem en landschap. Een leuk idee, maar hoe ziet dat er dan uit? Is het economisch haalbaar en wordt het maatschappelijk aanvaard? Simpel gezegd: kunnen we leven van en met een natuurlijk landschap? Verdienen boeren dan nog een fatsoenlijke boterham en is er dan nog voldoende ruimte voor al onze activiteiten?
Maatschappelijke transitie
Omdat het geen halve maatregelen zijn die genomen moeten worden, is ook een maatschappelijke transitie vereist. Wallinga: “Landschappelijke veranderingen zijn afhankelijk van de inspraak van veel partijen en moeten kunnen rekenen op een brede steun van landeigenaren en publiek. Dit aspect nemen we nadrukkelijk mee in ons project, door samen met betrokkenen ontwikkelingspaden te schetsen naar natuur-gebaseerde landschappen.” Samenwerken is dus het sleutelwoord. En dat is wat het team gaat doen, met ruim twintig projectpartners, waaronder provincies, waterschappen, boeren, waterbedrijven en een grote Nederlandse bank. Wallinga: “Partners zijn gelukkig ook bereid om mee te werken, want het besef dat er echt iets moet gebeuren om het land leefbaar te houden is alom aanwezig.”
De verwachting is dat de landschapstransformatie nieuwe verdienmodellen met zich mee zal brengen. Mogelijk kunnen landeigenaren straks geld verdienen met waterinfiltratie of een toename van organische stof in de bodem. Of kunnen boeren gewassen telen onder natte(re) omstandigheden. Op die manier worden natuurlijke processen benut, waardoor ook de veerkracht van de bodem en het landschap toeneemt. Wallinga: “De grootste winst zit ‘m echter in preventie. Als we nu niets doen, zal de economische schade als gevolg van klimaatverandering straks wellicht niet te overzien zijn.”
Living field labs
Concreet natuurwetenschappelijk onderzoek gaat het team doen in zogeheten living field labs, stukken grond van zo’n tien bij tien kilometer. Wallinga: “Hier gaan we bijvoorbeeld met Vitens onderzoeken wat circulaire drinkwaterwinning doet met waterbeschikbaarheid en bodemgeschiktheid in de omgeving. Ook gaan we kijken wat de effecten zijn van innovatieve landbouwvormen, zoals afwisseling van gewassen met natuurlijk grasland en de teelt van andersoortige gewassen, die beter bestand zijn tegen extremen zoals droogte of juist een overvloed aan water” Veel van deze field labs bestaan al en liggen in gebieden van projectpartners; in Twente/de Achterhoek, de Sallandse heuvelrug, De Hondsrug en Kempenbroek (op de grens van Brabant, Limburg en België).
Het NAT-project bouwt voort op al lopende projecten, dus veel van de partnerrelaties waren al gesmeed. Ook die projecten zijn gericht op kennis vergaren over klimaatrobuuste bodem- en watersystemen, met als doel deze te implementeren.
“NAT is eigenlijk een woordspeling,” vertelt Wallinga. “In de tijd dat we begonnen met schrijven aan ons voorstel hadden we net drie heel droge zomers achter de rug. Waar nat vroeger een negatieve bijklank had, was het opeens iets positiefs geworden. Na het afgelopen jaar, en vooral de laatste weken, denken veel van ons daar misschien weer anders over, maar dat heeft toekenning van het project gelukkig niet in de weg gestaan.”
Eerste stappen op weg naar het einddoel gezet
De vorming van klimaatrobuuste en waardevolle natuur-gebaseerde zandlandschappen van de toekomst, dat is dus het uiteindelijke doel van het omvangrijke NAT-project. Het wordt een systeembenadering, met naast concrete voorstellen voor landschapshervormingen ook ontwikkelingspaden om het doel te bereiken. Welk van die paden het meest haalbaar is, en wanneer het afgelegd zal zijn, is nog ongewis, maar de eerste stappen zijn gezet!