Gerichte selectie van ondernemende boeren
Niet alle boeren in Afrika beginnen even makkelijk aan nieuwe technologie die ontwikkelingsprogramma’s aanbieden. Wageningse gedragsonderzoekers gaan onderzoeken op welke boeren die programma’s zich het best kunnen richten.
Nieuwe cacaobomen, snoeien of meer kunstmest gebruiken kan de opbrengst van cacao verhogen. Maar niet elke cacaoboer accepteert even makkelijk dit soort nieuwe technologie. De een zal het risico van de investering te groot vinden. De ander vindt het te duur, of wacht liever even af wat andere boeren doen. Ontwikkelingsprogramma’s gericht op dit soort innovatie, kiezen de boeren waar ze mee werken nu vaak nog willekeurig.
Trainingsprogramma's effectiever maken
‘Om dit soort trainingsprogramma’s effectiever te maken’, zegt Gonne Beekman, econoom bij Wageningen Economic Research, ‘gaan we testen welke boeren het meest waarschijnlijk technologie zullen accepteren.’ Die boeren kunnen dan gericht uitgekozen worden als deelnemer in het programma. Beekman gaat dit onder andere onderzoeken voor een groot landbouwprogramma van Barry Callebaut, een grote multinational die chocola maakt. Het bedrijf gaat 150 duizend boeren in vijf landen trainen om de productie en de kwaliteit van cacao te verhogen.
Risico aversie meten met spelletjes
Het onderzoek is onderdeel van een grote impact studie die Wageningen Economic Research doet naar het effect van het programma van Barry Callebaut op de oogst en inkomen van boeren. Beekman: ‘We gaan risico aversie meten met loterij spelletjes. Boeren krijgen wat geld ter waarde van een dagloon, en mogen dat inzetten met de kans het te verdrievoudigen, of ze mogen het houden. Als ze spelen, kunnen ze het ook verliezen.' Daarna wordt het resultaat van het gedragsspelletje vergeleken met het daadwerkelijke gedrag op de boerderij. Op basis daarvan krijgt Barry Callebaut advies.
Sociale positie
Risico is niet de enige factor. Sociale positie is bijvoorbeeld ook belangrijk. Veel landbouwprogramma’s richten zich op succesvolle voorbeeldboeren, in de hoop dat andere boeren hen nadoen. In praktijk werkt het vaak niet zo, zegt Maarten Voors, omdat andere boeren zich niet met zo’n voorbeeldboer identificeren.
Voors werkt bij de Development Economics Group van Wageningen University en adviseert Beekman in het Living Lab over gedragsverandering over de opzet van dit soort onderzoek. Hij onderzoekt met gerandomiseerd vergelijkend onderzoek (randomised controlled trial) welk type boer door zo’n programma bereikt wordt. Bij dat soort onderzoek doet de ene groep boeren wel mee aan een landbouwprogramma en de andere groep niet, waarna het verschil gemeten wordt. Voors: ‘Hoe gaan boeren om met technologie? Wie adopteren het en wie niet? Dat zijn interessante vragen en daar ben ik graag een klankbord voor.’