Dertien KPI’s voor duurzame landbouw
WUR, Louis Bolk Instituut en adviesbureau Boerenverstand werken aan een landelijke systematiek van kritische prestatie-indicatoren (KPI’s) om duurzaamheid op het boerenerf te bepalen en te belonen. In de ‘KPI-kernset voor duurzame landbouw’ beschrijven ze 13 indicatoren voor melkveehouderij en akkerbouw.
Veel organisaties hebben de afgelopen jaren duurzaamheidsmetingen en bijbehorende KPI’s ontwikkeld. Zo heeft WUR de KringloopWijzer voor de melkveehouderij ontwikkeld die de mineralenstroom op melkveebedrijven in kaart brengt en daarmee onder meer het stikstof- en fosfaatoverschot en de ammoniak- en broeikasgasemissies op bedrijfsniveau kan berekenen. Ook is er inmiddels een Biodiversiteitsmonitor met bijbehorende KPI’s ontwikkeld, zowel in de akkerbouw als in de melkveehouderij. Die beoordelen ook de prestaties op het gebied van natuur- en landschapsbeheer, bodemkwaliteit en rustgewassen. En er is een BedrijfsBodemWaterPlan, dat de bodemgezondheid en waterkwaliteit van agrarische bedrijven beoordeelt.
‘Voor ons zijn dat de puzzelstukjes en wij proberen de puzzel te leggen’, zegt WUR-onderzoeker Joan Reijs, die de KPI-kernset mede ontwikkelt. ‘We kijken wat de verschillende indicatoren betekenen, wat werkbaar en relevant is voor verschillende landbouwsectoren en of alle relevante doelen worden afgedekt. Ook kijken we naar mogelijkheden om berekeningen te koppelen, te automatiseren en te standaardiseren. We proberen zoveel mogelijk te harmoniseren.’
Doelsturing
De KPI’s moeten een rol gaan spelen in ‘doelsturing’. De landbouwsector wil van middelvoorschriften, waarbij de overheid specifieke technieken of methoden voorschrijft om milieudoelen te halen, naar doelvoorschriften, waarbij het doel of de milieunorm vastligt en de boeren keuzevrijheid hebben hoe ze dat halen. Omdat het bij de milieu-opgaven om wettelijke doelen gaat, moeten de doelvoorschriften meetbaar, handhaafbaar en zo nodig afrekenbaar zijn voor de overheid of toezichthoudende instantie.
De KPI’s zijn niet nieuw voor veel agronomen die bedrijfssystemen onderzoeken. ‘In onze projecten werken we al tientallen jaren met KPI’s, zegt Wijnand Sukkel, agro-ecoloog bij Wageningen Plant Research. ‘Maar vanuit de overheid en het landbouwbedrijfsleven was er nauwelijks belangstelling voor. Pas de laatste vijf jaar, nu de landbouw tegen grenzen aanloopt, is dat aan het veranderen.’
Reijs: ‘Uiteindelijk willen we naar een integrale set van KPI’s, zodat de boeren in één oogopslag kunnen zien waar ze staan. Dat betekent dat we de verschillende rekeninstrumenten en datasystemen van meerdere KPI’s aan elkaar moeten knopen.’
Integraal
Zo’n integrale KPI-set is ook belangrijk om afwentelingen te voorkomen. Een voorbeeld: melkveehouders kunnen de emissies verlagen met een emissiearme stalvloer en door de mest snel af te voeren naar een dichte opslag waar de emissies worden afgevangen. Dan halen ze mogelijk de milieudoelen voor ammoniak of broeikasgassen, maar de dichte gladde vloer creëert risico’s op uitglijden en kan dus ten koste gaan van dierenwelzijn. Bovendien zijn sommige emissie-reducerende technieken of additieven meer geschikt voor bedrijven met weinig of geen weidegang. Daarom wordt ook gewerkt aan een KPI voor dierenwelzijn.
Daarnaast wordt integraal naar alle doelen gekeken. Het gaat niet alleen om de lokale effecten. Ook eventuele afwenteling naar andere gebieden is belangrijk. Zo krijgt ook de discussie over import van veevoer, in verband met sojateelt en ontbossing, een plek in het KPI-schema. KPI nummer 5 gaat over kringloopsluiting en daarbij wordt het voer van eigen land hoger gewaardeerd dan de import van krachtvoer uit Brazilië. Daarnaast wordt voedselproductie hoger gewaardeerd dan veevoerproductie.
Inzicht
Met KPI’s krijgen boeren inzicht in hun duurzaamheidsprestaties en kunnen ze zelf maatregelen nemen om hun scores te verbeteren om aan de milieudoelen te voldoen. Het vakmanschap van boeren wordt zo aangesproken. Frank Verhoeven van Boerenverstand, medeontwikkelaar van de KPI-kernset, ziet dat boeren binnen bandbreedtes opereren. ‘Boeren zonder ammoniakemissies is onmogelijk. Stel dat de ammoniakemissie gemiddeld 32 kg per koe is en varieert tussen de 20 en 40 kilogram. Zonder KPI’s krijgt elk bedrijf de gemiddelde emissie van 32 kg per koe toebedeeld. Er is dan geen stimulans om de emissie te verlagen. Met KPI’s kun je boeren stimuleren om richting 20 te gaan. En veehouders kunnen zelf bepalen hoe ze dat doen; met emissie-arme technieken of een extensieve bedrijfsvoering.’
Meerdere detailniveaus
Het werken met KPI’s vereist een goede registratie en borging van bedrijfsdata. Hoe gedetailleerder en betrouwbaarder de data, hoe nauwkeuriger de KPI kan worden berekend. Reijs: ‘Maar er is veel verschil in beschikbaarheid van data. Daarom werken we in ons project met meerdere detailniveaus. We onderscheiden drie niveaus: de basisoptie, vereenvoudigen en verfijnen’, zegt Reijs. ‘Vereenvoudigingsopties zijn nuttig in situaties waar maar beperkt betrouwbare bedrijfsdata zijn en men toch met KPIs aan de slag wil. Verfijningsopties kunnen nuttig zijn als wel veel betrouwbare bedrijfsdata beschikbaar zijn.’
‘Zo is er veel aandacht voor het meten van emissies’, zegt Reijs. ‘Dit zien we als een verfijningsoptie voor de KPI’s op het gebied van ammoniak en broeikasgassen. Maar er zijn ook omstandigheden waarin emissies niet met een complex bedrijfsmodel kunnen worden berekend. Dan gaan we schattingen maken aan de hand van enkele eenvoudige kenmerken. Dit zien we als een vereenvoudigingsoptie: er zijn minder bedrijfsdata nodig. Het is belangrijk om voor- en nadelen van verschillende detailniveaus goed af te wegen. Welk detailniveau het best gebruikt kan worden, hangt ook af van het doel dat de gebruiker er mee heeft.’
Einde aan middelvoorschriften?
Kunnen hiermee alle middelenvoorschriften overboord? Nee, denken de Wageningse onderzoekers Wim de Vries, Gerard Ros, Roel Jongeneel en Martin van Ittersum, die een advies schrijven over doelsturing voor de provincies. Ze denken dat de overheid generieke middelvoorschriften die onder alle omstandigheden een bewezen effect hebben, beter kan handhaven. Middelvoorschriften met onduidelijke effecten die het vakmanschap van boeren belemmeren, zouden wel kunnen worden aangepast of opgeheven. In de praktijk gaat de overheid vermoedelijk doelsturing combineren met middelsturing.
Hoe ziet de KPI-kernset er dan uit?
Het kennisconsortium heeft de KPI’s beschreven op een wikipagina van Groen Kennisnet. Hieronder volgt een korte beschrijving van iedere KPI.
1. Stikstofbodemoverschot
2. Ammoniakemissie
3. Fosfaatoverschot
4. Broeikasgassen
5. Kringloopsluiting
6. Energiebalans
7. Gewasbescherming
8. Organische stofaanvoer
9. Bodembedekking
10. Waterkwantiteit
11. Gewasdiversiteit
12. Natuur & Landschap
13. Dierenwelzijn
Vervolg
Nog niet alle KPI’s zijn al direct toepasbaar in de praktijk. In opdracht van het ministerie van LVVN werkt het kennisconsortium verder aan de kernset. Hierbij gaat het om:
- inhoudelijke ontwikkeling van de indicatoren, waaronder het goed definiëren van de vereenvoudigings- en verfijningsopties;
- operationalisering; hoe kunnen de datasystemen ontsloten en gekoppeld worden?
- toepassingen; hoe kunnen KPI’s worden ingezet door bedrijfsleven en overheden en welke eisen en voorwaarden gelden daarbij?
Een belangrijk aspect is ook om referentiewaarden aan te leveren. Dan gaat het om benchmarks (hoe presteren vergelijkbare bedrijven?), om de theoretisch haalbare waardes en om de vraag welke waardes nodig zijn om de doelen van overheid en bedrijfsleven te realiseren. Een KPI systeem gaat pas werken als echt duidelijk is welke prestaties concreet van boeren worden verwacht.