Nieuws
Prachtige kleuren en vormen op het proefveld sla
Afgelopen maanden stond het CGN-proefveld bij Nergena vol met duizenden prachtige kroppen sla. Zaden van bijna driehonderd accessies zijn opgekweekt om hun eigenschappen vast te leggen en een aantal wilde soorten te determineren. Deze informatie wordt opgeslagen in de database, waardoor veredelaars makkelijker accessies met bepaalde eigenschappen kunnen vinden.
Het CGN heeft een uitgebreide collectie sla met zaden van meer dan 2500 varianten (zogeheten accessies). Dit kunnen rassen zijn, maar ook wilde soorten en onderzoeksmateriaal. Hoe meer wij weten over onze collectie, hoe meer informatie wij kunnen bieden aan onze gebruikers. Door accessies op een proefveld op te kweken, verzamelen we data die in de database terecht komt. Hieruit kunnen later andere rassen met specifieke kenmerken worden ontwikkeld.
Referentierassen
Ruim twintig rassen van verschillende types sla worden gebruikt als referentie. Deze rassen worden bij elk proefveld sla opgekweekt om te bepalen of de groeiomstandigheden (zoals zon, regen en voedingsstoffen) afwijkend zijn ten opzichte van vorige proefvelden. Deze omstandigheden kunnen namelijk invloed hebben op de groeiwijze van de sla. Door referentierassen te gebruiken, kan de karakterisatie nauwkeuriger worden uitgevoerd. Een aantal referentierassen op dit proefveld zijn bijvoorbeeld de botersla ‘Rudolfs Liebling’, de ijsbergsla ‘Great Lakes 659’, de snijsla ‘Oak Leaf’, de romaine ‘Forellenschluss’ en de stengelsla ‘Celtuce’.
Nieuwe rassen en karakterisatie
De vraag naar nieuwe variatie in sla verandert vanuit tuinders en de markt. Veredelaars spelen hierop in door te selecteren op kenmerken tot een nieuw ras ontstaan is. Denk bijvoorbeeld aan de zakjes voorgesneden sla uit de supermarkt, waar donkere snijsla extra kleur toevoegt. Veredelaars willen slarassen ontwikkelen die zo donker mogelijk zijn. Door te selecteren op snijsla met veel natuurlijke kleurstof (anthocyaan), worden rassen ontwikkeld die donkerpaars tot bijna zwart zijn.
Bij karakterisatie van sla gaat het met name om uiterlijke kenmerken (morfologie) van de krop, zoals bladvorm, kleur en stevigheid. Het merendeel van de planten bestaat uit nieuwe rassen die in de afgelopen jaren zijn ontwikkeld door veredelaars. Hoewel zij ook informatie over hun rassen aanleveren, is het belangrijk om de sla op een uniforme manier te karakteriseren. Na de karakterisatie worden alle nieuwe rassen in de komende jaren opgenomen in de genenbank om de genetische diversiteit te vergroten.
Determinatie van wilde sla
Bijzonder is dat op het proefveld ook wilde slaplanten staan die vorig jaar zijn verzameld tijdens de expeditie naar Oezbekistan. Zaden van ca. 2500 planten Lactuca altaica en L. serriola uit 62 populaties zijn verzameld en worden opgenomen in de CGN-collectie. Deze soorten zijn lastig te determineren, omdat de planten en zaden erg op elkaar lijken. Ze zijn het best van elkaar te onderscheiden door te kijken naar de bladvorm en de bloeiwijze, wat tijdens een verzamelmissie niet altijd goed mogelijk is. Op het proefveld worden de wilde slaplanten daarom naast referentierassen opgekweekt tot zij bloeien en determinatie mogelijk is.
Genetische diversiteit en het CGN
Genetische diversiteit biedt meer mogelijkheden om nieuwe rassen te ontwikkelen die bijvoorbeeld resistent zijn tegen droogte of bepaalde ziektes en plagen. Het CGN helpt hierbij door plantaardige genetische bronnen op te slaan en te verspreiden voor onderzoek en ontwikkeling. Door nieuwe rassen en wilde soorten aan de collectie toe te voegen, dragen w bij aan het behoud van genetische diversiteit.
Meer weten over de slacollectie van het CGN? Op onze website is veel (Engelstalige) informatie te vinden over de geschiedenis, karakterisatie en onderhoud van onze collectie.
Alle accessies in onze slacollectie zijn te vinden via onze database. Neem vooral een kijkje bij de foto’s van de genoemde rassen. Het is overigens alleen mogelijk om zaad aan te vragen voor onderzoek en ontwikkeling, niet voor particulier gebruik.