LEI OPINIE - Voedselverspilling en voedselzekerheid: wat weten we er nu eigenlijk van?

Een derde van het voedsel dat bestemd is voor menselijke consumptie, ongeveer 1.3 miljard ton, gaat jaarlijks verloren of wordt verspild, volgens de voedsel- en landbouworganisatie FAO. Consumenten in rijke landen verspillen daarbij bijna net zoveel (222 miljoen ton) als de totale voedselproductie van Sub-Sahara Afrika (230 miljoen ton). Gegeven dat er nog bijna 1.3 miljard mensen in extreme armoede leven en 870 miljoen mensen chronisch ondervoed zijn, dan ontkom je er bijna niet aan te concluderen dat voedselverspilling afdoet aan de voedselzekerheid in de wereld en wellicht zelfs bijdraagt aan honger. Maar is dit eigenlijk wel zo?

De economische wetenschap kan ons het een en ander leren over wat te verwachten als het probleem wordt aangepakt. Het is hierbij belangrijk om onderscheid te maken tussen voedselverliezen aan de aanbodzijde (in productie, oogst, opslag en verwerkingsfasen) en voedselverspilling aan de vraagzijde (bij de consument thuis of in de winkel).

De wetten van vraag en aanbod leren ons dat, gegeven de vraag, een afname in verliezen (even los van waar dit in de keten optreedt) leidt tot een lagere prijs; er worden immers minder kosten gemaakt. Gegeven de vraagzijde leidt dit weer tot een evenwicht in de markt met een grotere verhandelde hoeveelheid, waarbij de consument van het desbetreffende voedselproduct en de producent beter af zijn: een win-win situatie.

Voor ontwikkelingslanden, waar dit probleem domineert, is dit een mooie uitkomst. Echter, de kosten van het reduceren van verliezen kunnen roet in het eten gooien; betere oogsttechnieken hoeven wellicht niet veel te kosten, maar investeringen in opslag en transport weer wel.

De consument koopt minder in

Bij een daling in verspilling zal de consument minder inkopen als voorheen. Gegeven het aanbod zal er een nieuw evenwicht ontstaan met een lagere verhandelde hoeveelheid en lagere prijs. De consument is beter af omdat een eerdere hoeveelheid verspilling nu wordt voorkomen en omdat de prijs op deze markt lager is. De producent niet; minder verspilling door de consument schaadt de verkopen, met negatieve gevolgen voor de werkgelegenheid in de getroffen sector. Maar wat doet de consument met de bespaarde uitgaven? Misschien geeft zij het uit aan andere goederen en profiteren andere sectoren daarvan. Of wellicht geeft de consument in deze economische tijden het geld wel helemaal niet uit en wordt het opgepot, wat in eerste instantie zal leiden tot lagere welvaartswinsten.

Voor geïndustrialiseerde landen, zoals EU-landen, waar dit probleem hoog op  de agenda staat, zijn dit belangrijke uitkomsten; ze suggereren dat een afname van verspilling leidt tot een herverdeling tussen voedselconsumenten en producenten, alsook producenten onderling (van voedsel en andere producten), met winnaars en verliezers.

Over Europese grenzen

Kijken we over de grenzen heen, dan wordt het helemaal een ingewikkeld verhaal. Een afname van voedselverspilling door de Europese consument zal bijvoorbeeld leiden tot een daling van de vraag naar voedsel op de wereldmarkt, met lagere voedselprijzen tot gevolg, in ontwikkelingslanden goed voor de consument, maar slecht voor de lokale producent die van de markt wordt weggedrukt. In ontwikkelingslanden leeft en werkt het merendeel van de bevolking op het platteland en is afhankelijk van voedselprijzen als belangrijkste inkomstenbron. Handelsstromen en barrières zijn van invloed op deze uitkomsten.

Pleidooi voor meer inzicht

Dit is een pleidooi voor meer inzicht in de oorzaken en gevolgen van voedselverspilling en verliezen om zo het probleem beter te kunnen aanpakken. Onderzoek hiernaar valt en staat bij goede data over de mate van voedselverspilling c.q. verliezen op wereldniveau, de mate waarin dit gereduceerd kan worden,  de onderliggende oorzaken en de kosten van het reduceren ervan, alsook meer inzage in het gedrag van consumenten. Consistente informatie op deze terreinen ontbreekt, tevens gevoed door onduidelijkheid over wat verspilling of verliezen nu eigenlijk behelzen.

Als er door een vermindering van voedselverspilling een herverdeling zal gaan plaatsvinden, is het uiteindelijk aan beleidsmakers om keuzes te maken. Daarbij zullen zeer waarschijnlijk ook niet-economische aspecten, bijvoorbeeld klimaat en gezondheid, mee moeten worden genomen. Toegepast economisch onderzoek kan helpen inzage te geven in welke effecten en afruilen zullen gaan optreden.


Achtergrond

LEI Wageningen UR voert momenteel voor DG Environment een groot toegepast economisch onderzoek uit naar de effecten van het reduceren van voedselverspilling in de EU, als onderdeel van een breder project over het modelleren van de effecten van een grotere resource efficiency. Het project heet “Modelling Milestones for Achieving Resource Efficiency” en wordt geleid door BIO Intelligence Service.

 Als onderdeel van het onderzoek naar de effecten van het reduceren van voedselverspilling bestudeert het LEI tevens de effecten van het reduceren van voedselverliezen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika. Dit werk zal worden gepresenteerd tijdens de 16de jaarlijkse Global Trade Analysis Project (GTAP) Conference on Global Economic Analysis "New Challenges for Global Trade in a Rapidly Changing World" in Shangai, 12-14 juni, 2013.

Het theoretisch kader voor het onderzoek is ontwikkeld en uiteengezet door LEI onderzoeker Martine Rutten en beschikbaar als Wageningen School of Social Sciences Working Paper.