De grijze zeehond
De grijze zeehond is één van de twee zeehondensoorten die in Nederland leven. Grijze zeehonden zijn over het algemeen een stuk groter dan gewone zeehonden, en de grootste soort uit de onderfamilie Phocidae.
Ze zijn in Nederland in de Middeleeuwen uitgestorven. In de vorige eeuw kwamen ze terug. Nu kun je hier het grootste aantal Atlantische grijze zeehonden van het Europese vasteland vinden; ruim 3000 individuen. Het zijn de grootste roofdieren die we in Nederland hebben. De mannetjes zijn een stuk groter dan de vrouwtjes. Doordat vrouwtjes een duidelijk vlekkenpatroon hebben dat hun hele leven hetzelfde blijft zijn ze individueel herkenbaar. Ook mannetjes kunnen vlekken hebben, maar minder uitgesproken dan vrouwtjes.
Zeehonden zijn zowel in het water als op het land te vinden, maar gebruiken deze twee verschillende leefgebieden voor verschillende doeleinden. Ze gebruiken de ligplaatsen op land onder andere om te rusten (de exacte functie hiervan staat nog ter discussie). Dat doen ze het hele jaar door. Tijdens de zoogtijd en de verharingsperiode in de wintermaanden worden de ligplaatsen intensiever bezocht. In Nederland worden hiervoor getijdenplaten gebruikt.
Getijdenplaten liggen alleen tijdens laagwater droog, tijdens hoogwater verdwijnen ze onder water en kunnen de zeehonden er geen gebruik van maken. In minder verstoorde gebieden (zoals in Schotland) of daar waar mogelijk geen alternatief is, gebruiken de dieren de stranden of rotskusten. Dieren in die gebieden zijn minder afhankelijk van het getij en zijn daardoor vrijer om op de kant te komen wanneer ze willen.
Wanneer de zeehonden op het land liggen, zijn ze goed te bekijken. In het water gaat dat natuurlijk veel moeilijker. Het water gebruiken ze onder andere om voedsel te zoeken of the migreren naar andere gebieden. Grijze zeehonden zwemmen grote afstanden, soms honderden kilometers. Het is bekend dat sommige individuen de Noordzee overzwemmen naar Engeland of Schotland.
Ecologische vereisten
Tijdens het verharen liggen alle zeehonden vaker op het droge. De exacte functie hiervan is niet bekend; betere doorbloeding van de huid en aanmaak van vitamine D spelen een rol. Het is daarom niet duidelijk wat het effect van verstoring is in deze periode. Bij het gebruik van ligplaatsen, ook buiten de verharingsperiode, lijken individuele dieren enige vorm van plaats-trouwheid te vertonen, hoewel duidelijk is dat dieren meerdere ligplaatsen, zelfs ver uit elkaar gelegen, kunnen gebruiken.
Van het leven in zee is veel minder bekend. Hoewel de dieren de meeste tijd in het water doorbrengen, is dit deel van hun leefgebied nauwelijks beschermd. Zeehonden eten dieren uit het water (vooral vis) en reizen via het water. Toch zijn voortplantingsgebieden, foerageergebieden maar ook de migratieroutes nog niet goed geïdentificeerd. Nieuwe technieken, waarbij zeehonden tijdelijk van een zender worden voorzien, maken steeds meer mogelijk op dit gebied. De huidige kennis over het gebruik van de Waddenzee, Noordzee en Deltagebied is vooralsnog beperkt tot het rustgedrag op de zandbanken en de beschrijving van trek- en duikgedrag van individuele dieren. Er is nog veel aanvullend onderzoek nodig voordat goed kan worden vastgesteld welke eisen zeehonden stellen aan de verschillende leefgebieden waar ze gebruik van maken.
Verstorende factoren
Mogelijk heeft vervuiling tussen de jaren ’50 en de jaren ’80 een rol gespeeld in die periode van dertig jaar voordat de eerste pup werd geboren. Verstoring, fysieke aantasting van het leefgebied, nieuwe vervuiling (stoffen met onbekende effecten) en grootschalige opvang zijn meer recente bedreigingen. Opvang in Nederland wordt zeer grootschalig verricht. Zowel de directe gevaren van ongewilde besmetting van de wilde populatie als het beïnvloeden van de natuurlijke selectie wordt door velen als onacceptabel gezien. Dit vooral omdat de populatie niet bedreigd wordt en op vrijwel maximale snelheid groeit. Neveneffecten van de opvang zijn dat op sommige locaties elk dier dat op een door mensen toegankelijke plek komt (bijv. op het strand) “gered” wordt, zo blijft hun ligplaatskeuze beperkt tot getijdeplaten.
Verspreiding binnen Europa
Nederland: verspreiding en trends
Vanaf de jaren tachtig tellen onderzoekers van Wageningen Marine Research de grijze zeehonden in de Waddenzee. Tijdens de rui in het voorjaar van 2014 werden er meer dan 3.300 grijze zeehonden in het Nederlandse deel geteld. De laatste jaren worden er zeker 400 pups geboren. De groei van de populatie ligt daarmee tussen de 15 en 19 procent. Dit gaat zo hard dat dit eigenlijk niet verklaard kan worden door de geboorte van zeehondenpups alleen. Uit onderzoek met groeimodellen blijkt dan ook dat de terugkeer en de sterke groei van de grijze zeehonden in de Nederlandse Waddenzee voor een belangrijk deel worden beïnvloed door zeehonden uit Groot-Brittannië. Een klein gedeelte van de zeehondenpups die in Groot-Brittannië worden geboren, immigreert op jonge leeftijd naar de Waddenzee. Naar schatting kan dit bijna 35% van de jaarlijkse groei van de Waddenzeepopulatie verklaren. Dit komt neer op ongeveer 135 jonge ‘immigranten’ in 2013. Maar het aantal grijze zeehonden in de Nederlandse Waddenzee wordt niet alleen beïnvloed door zeehonden die hier komen om te blijven. Uit de jaarlijkse tellingen blijkt dat er tijdens de rui in het voorjaar en tijdens het zomerseizoen meer volwassen grijze zeehonden in het gebied verblijven, dan op basis van de aantallen vrouwtjes die hier een pup krijgen is te verwachten. Dit duidt op tijdelijke bezoekers, zogenaamde ‘toeristen’, die het gebied alleen in de zomer of het voorjaar bezoeken maar hun pup elders ter wereld brengen. Uit de modelberekeningen komt naar voren dat we het afgelopen jaar minstens 200 van dit soort toeristen op bezoek hebben gehad.
Status van de populatie
In het Deltagebied komen regelmatig groepen grijze zeehonden voor. Er worden daar geen pups geboren.
Leemtes in de kennis
Het is op de eerste plaats van belang om meer inzicht te krijgen in de precieze eisen die de grijze zeehonden stellen aan het gebied waar ze hun jongen krijgen (hoogte van de zandplaat, aanwezige prooien in het water, waterdiepten, bodemsoorten, etc). Tegelijkertijd is het in kaart brengen van de migratieroutes (bijvoorbeeld van en naar foerageergebieden en naar de Engelse en Schotse oostkust; maar ook tussen verschillende ligplaatsen) van belang. Daarbij dient een duidelijke differentiatie in gedrag aan te worden gebracht tussen de verschillende leeftijds- en geslachtscategorieën (i.a. moeders met jongen hebben andere voorkeuren dan jonge mannetjes).