Interview
Samenwerking met Chinese partners: ‘Zonder China kunnen we de opwarming van de aarde niet stoppen’
Samenwerken met academische partners uit China – één van de grootste en meest invloedrijke landen ter wereld – is hoogst interessant, maar roept soms ook vragen op. In deze zesdelige interviewserie ontdekken we hoe die samenwerking precies in elkaar zit en wat het Wageningen én Chinese partners oplevert. Deel 3: Carolien Kroeze (57) leerstoelhouder Water Systems and Global Change en Oene Oenema (68), deskundige nutriëntenmanagement over de noodzaak van gezamenlijk optrekken voor het behalen van de mondiale Sustainable Development Goals.
Jullie werken beiden intensief samen met Chinese collega’s, hoe zit dat?
Carolien Kroeze: “Aan het Chinees-Nederlandse programma Agricultural Green Development (AGD) nemen negentig promovendi deel, waarvan de helft bij WUR promoveert en de helft bij China Agricultural University (CAU). De samenwerking tussen WUR en de CAU in Beijing bestaat al meer dan dertig jaar en richt zich op alle duurzaamheidsvraagstukken van plant- tot veeteelt en van een gezonde voeding tot een gezonde leefomgeving. Centraal staat de vraag hoe we voedselzekerheid kunnen garanderen op een duurzame manier.”
Oenema: “Ik kom al twintig jaar in China. Inmiddels ben ik gepensioneerd, maar nog steeds begeleid ik Chinese promovendi hier in Wageningen. Sinds drie jaar ben ik deeltijd aangesteld aan de CAU als bijzonder hoogleraar. Het is een bijzondere band die we hebben opgebouwd, op basis van gemeenschappelijke interesses in ons vakgebied én vriendschap.”
Had deze samenwerking net zo goed met een ander land kunnen ontstaan?
Kroeze: “Misschien. Maar China is een zeer interessant land als het gaat om de effecten van voedselproductie – en daarmee van mest en kunstmest – op waterkwaliteit en duurzaamheid. Het Chinese laagland (North China Plain, regio waar ook Beijing deel van uitmaakt, red.) lijkt in veel opzichten op Nederland: vlak, dichtbevolkt en met een intensieve landbouw. Dus ook de uitdagingen van te veel intensief landgebruik op de water- en luchtkwaliteit komen grotendeels overeen.”
Waarom is dat zo interessant?
Oenema: “Omdat we elkaar kunnen versterken. China is een geweldige proeftuin voor onderzoek. Niet alleen omdat het laagland daar geografisch op Nederland lijkt, maar zeker ook omdat China zich in een moordend tempo ontwikkeld en heel divers is. Wij hebben in Wageningen veel kennis in huis, maar op technisch gebied – dus als je het hebt over bijvoorbeeld meetapparatuur – zijn ze in China soms verder: daar kunnen wij hier alleen maar van dromen.”
Meetapparatuur?
Oenema: “Ja, zo heeft de Chinese Academy of Sciences (CAS) met partners in de Verenigde Staten een innovatieve laserspectroscoop ontwikkeld waarmee je bronnen van vervuiling in de bodem kunt aantonen. Tot wel vijftig keer per seconde detecteert dit apparaat de isotopen van lachgas – een broeikasgas – bij emissies uit de bodem, waardoor je informatie krijgt over de herkomst: kunstmest, dierlijke mest of de bodem zelf. Nog voordat ze precies weten wat een dergelijke spectroscoop kan betekenen in het kader van het onderzoek, geven ze een bedrijf opdracht om het te maken: hoeveel miljoenen het ook kost. Dat is in Nederland ondenkbaar. Chinezen zijn ambitieus: ze willen hoe dan ook tot de absolute wereldtop behoren. ”
Wie profiteert het meest van deze samenwerking met Chinese partners, wij of zij?
Oenema: “We vullen elkaar aan: Chinese universiteiten zijn heel goed in meten en monodisciplinaire wetenschap. Wij leren hun op onze beurt (Oenema is bij CAU aangesteld als coach van promovendi en docenten en is daar zo’n drie maanden per jaar, red.) om de vertaalslag te maken van meetgegevens naar de praktijk: wat kunnen die data betekenen voor bijvoorbeeld duurzamere voedselproductie. Ook leer ik de wetenschappers daar multidisciplinair denken: dus over wetenschapsgebieden heen. Chinezen zijn gewend zich te richten op één gebied. Zeg: waterkwaliteit. Maar als je wilt werken aan oplossingen, heb je ook de luchtkwaliteitsdeskundigen nodig én collega’s van scheikunde en ruimtelijke ordening.”
Jullie roemen de tomeloze Chinese ambitie, maar dat werkt vooral goed top-down, toch?
Kroeze: “China is inderdaad een samenleving waarin top-down de norm is, terwijl wij in Nederland van het polderen zijn.” Oenema: “Als ik in China een biertje drink met collega’s hoor ik ze ook zéker mopperen op hun gebrek aan invloed op de werkvloer.”
Zet China dat opportunisme wel op een duurzame manier in? Vooruitgang kan al snel vervuiling in de hand werken?
Kroeze: “Wat dat betreft is er in China nog wel een grote tweedeling tussen stad en platteland. Op het platteland heerst er vaak nog armoede en is vervuiling aan de orde, terwijl in de steden de meest innovatieve en duurzame toepassingen zijn gerealiseerd. Denk aan nieuwe steden waar met de nieuwste technieken rioolwaterzuivering wordt geïmplementeerd. Die vooruitgang is inderdaad nu beschikbaar voor een relatief klein deel van de samenleving, maar ook dan gaat het in China om enorme aantallen. En zoals met alle ontwikkelingen daar: het tempo ligt enorm hoog, dus dat geldt ook voor verduurzaming.”
Oenema: “China wil koste wat het kost vooruit. Fusuo Zhang, een van de belangrijkste hoogleraren van de China Agricultural University én eredoctor in Wageningen heeft een enórme drive als het gaat om een groene agenda en is bovendien niet bang om te switchen van project als tijdens de looptijd zich een beter alternatief aandient. Hij neemt die vrijheid. Wij durven dat hier minder met onze boekhoudmentaliteit van ‘een plan is een plan, daar houden we ons aan’.”
Tot in hoeverre bekommert China zich om de internationale Sustainable Development Goals?
Kroeze: “China is wereldwijd een belangrijke speler. Natuurlijk is er daar nog sprake van vervuiling, maar op een aantal punten zien we ook snelle verbetering. China heeft de laatste jaren veel geïnvesteerd in waterzuivering. Ook spant China zich in voor de Sustainable Development Goals (SDG’s) van de Verenigde Naties, met projecten als ‘Chinese agriculture green development’: een nationale strategie met onder meer een ‘zero growth plan’ voor het gebruik van meststoffen en pesticiden, plus kwaliteitscontroles op bodem-, water- en luchtkwaliteit.
Echter, er moet meer gebeuren dan dat. We hebben nog maar negen jaar om de SDG’s (deadline is 2030, red.) te halen. Zonder China gaan we de opwarming van de aarde echt geen halt toeroepen. Het is zo’n groot land, waar zoveel mensen wonen, zoveel voedsel wordt geproduceerd, zoveel producten worden gemaakt die wereldwijd worden gebruikt. Een duurzamer China heeft wereldwijde voordelen. Het gezamenlijke PhD-programma dat we met China Agricultural University hebben, helpt ons de ambitieuze doelen te halen.”
Samenwerken, ondanks de toenemende internationale kritiek op het beleid van de Chinese overheid?
Kroeze: “Mij wordt tegenwoordig vaak gevraagd waarom ik de samenwerking met China zoek, en dan leg ik steeds weer uit dat we alleen mét China – overigens net als met de Verenigde Staten, Rusland en andere wereldmachten – de grote duurzaamheidsuitdagingen van deze tijd aankunnen. Ik begrijp de vraag wel, maar op wetenschappelijk niveau is internationale samenwerking essentieel, wat er politiek ook speelt.
En dat is nu niet anders dan vroeger. Ik denk vaak aan het voorbeeld van het beteugelen van zure regen in de jaren tachtig in Europa. De internationale verhoudingen stonden toentertijd op scherp. Toch werkten academici – uit de Verenigde Staten, Rusland en vele andere landen – samen binnen het International Institute for Applied Systems Analysis (IIASA). Daar is de basis gelegd voor het Europese luchtbeleid waardoor we nu geen zure regen meer hebben. Hoe groot de politieke spanningen ook zijn: wetenschappers hebben elkaar nodig om grote milieuproblemen te tackelen.”