Interview
Samenwerking met Chinese partners: de kunst van veredeling
Op academisch niveau samenwerken met China – één van de grootste en meest invloedrijke landen ter wereld – is hoogst interessant, maar roept soms ook vragen op. In deze zesdelige interviewserie ontdekken we hoe die samenwerking precies in elkaar zit en wat het Wageningen én Chinese partners oplevert. Deel 4: Richard Visser – hoogleraar plantenveredeling.
Waarom zijn Chinese wetenschappers geïnteresseerd in uw werk?
“Nederland staat internationaal bekend als een expert in plantenveredeling: we hebben honderd jaar ervaring in onderzoek én praktijk. Wageningen speelt een sleutelrol op dit domein, omdat we beschikken over kennis, faciliteiten en zeer uitgebreide plantencollecties. Onze wetenschappers werken bovendien intensief samen met de vele plantenveredelingsbedrijven die hier gevestigd zijn. Dat zorgt ervoor dat we in de afgelopen decennia baanbrekend onderzoek hebben kunnen doen en nieuwe plantmaterialen hebben ontwikkeld, waarmee de sier-, groente- en fruitteelt, maar ook de akkerbouw - de aardappelteelt in het bijzonder - tot rassen zijn gekomen van betere kwaliteit.”
Wat is dat eigenlijk precies, veredeling?
“We maken aanpassingen in de genetische samenstelling van planten door specifieke ouderlijnen (het DNA van plant A en B, red.) met elkaar te kruisen. Neem de aardappel: wereldwijd telen we massaal de Solanum tuberosum, maar er zijn talloze andere wilde knoldragende varianten die bruikbare positieve eigenschappen hebben. Die zijn bijvoorbeeld beter bestand tegen droogte en ziektes.
Door die eigenschappen toe te voegen aan de aardappelsoort die wij telen, vergroot je de opbrengst per vierkante meter. En dit geldt voor veel meer gewassen, weten we uit onderzoek met bijvoorbeeld paprika’s en chrysanten. Bijkomend voordeel is dat je minder bestrijdingsmiddelen hoeft te gebruiken én inspeelt op klimaatverandering. Denk aan ui en prei die beter tegen verzilte grond kunnen, waarmee we te maken hebben door oprukkend zeewater.”
Waarom heeft China veredelde gewassen nodig?
“Met name voor voedselproductie. Het voeden van 1,4 miljard mensen vraagt een zo efficiënt mogelijke land- en tuinbouwsector. Maar inmiddels produceert China zoveel, dat er ruimte is voor export. En dan met name in het hogere kwaliteitssegment, naast voedsel - rijst en groenten zoals paprika’s en tomaten - ook bloemen, waar landen als Korea en Japan om vragen. En ook in China zelf is er meer behoefte aan dergelijke hoogwaardige producten, omdat het gemiddelde inkomen stijgt.”
Wat houdt de samenwerking met Chinese partners precies in?
“Er komen veel Chinese studenten en promovendi naar Wageningen. Dat is niet nieuw: de samenwerking dateert uit de tijd van professor Evert Jacobsen: dé Wageningse expert op het gebied van veredeling. In 1990 kwam de eerste Chinese PhD-student al deze kant op, inmiddels hebben we 37 PhD’ers begeleid. Verder biedt Plantenveredeling van WUR sinds 2010 samen met Chinese universiteiten en instellingen – zoals de Chinese Academy of Agricultural Sciences (CAAS) in Beijing – cursussen aan op het gebied van veredeling, bio- en zaadtechnologie aan veredelingsbedrijven in China.”
Chinese bedrijven?
“Aanvankelijk vooral aan internationale bedrijven gevestigd in China. Tot tien jaar geleden waren er nauwelijks Chinese bedrijven: plantenveredeling was iets van universiteiten en kennisinstituten. Maar om meer invloed te hebben op welke rassen op Chinese grond worden verbouwd, besloot de overheid de veredeling te privatiseren.
Chinese wetenschappers richtten vervolgens zelf allerlei bedrijfjes op die vijf jaar geleden op initiatief van de overheid zijn opgegaan in grotere bedrijven. Met aan kop Chinachem, dat een paar jaar geleden de van oorsprong Zwitserse multinational Syngenta heeft overgenomen en daarmee een van de belangrijkste veredelingsbedrijven ter wereld is geworden.”
Wat heeft WUR eraan om Chinese bedrijven te helpen?
“In de brede zin: wij willen graag kennis delen. WUR leidt op heel veel plekken ter wereld wetenschappers en medewerkers van bedrijven op, zodat ze daar beter, efficiënter en duurzamer te werk kunnen gaan. Dat zien we ook bij Chinese promovendi: de meesten die we in Wageningen begeleiden gaan terug naar universiteiten daar.
Maar natuurlijk profiteert WUR ook van de samenwerking: wij kunnen onderzoek doen in een land met verschillende klimaten én andere gewassen: bijvoorbeeld rijst en pinda, die hier niet groeien. Daarnaast beschikt China over een enorme hoeveelheid slimme mensen die ons kunnen helpen in ons onderzoek.”
Maar we delen toch niet álles met Chinese partners?
“Los van China: we delen met niemand ál onze kennis. Onze afdeling beschikt immers over gevoelige informatie die niet alleen van onszelf is, maar ook van bedrijven waarmee we samenwerken. Daarnaast heeft onze kennis mogelijk directe economische waarde. En, niet te vergeten, wetenschappelijke waarde. De druk voor promovendi om te publiceren is in bepaalde landen enorm en soms zelfs zo belastend dat onderzoekers dingen doen die niet in de haak zijn. Zo hebben we wel eens meegemaakt dat gasten resultaten en data achteroverdrukten die we dan maanden later teruglazen in een wetenschappelijk tijdschrift. En nee, dat waren geen Chinezen.”
Er is kritiek op China vanwege hun omgang met privacy, het in de gaten houden van mensen en instellingen. Merkt u daar wat van?
“Nee, niet echt. Maar ik ben niet zo naïef om te denken dat ik buiten die controle val. Het zou me ook niet verbazen als ze in China weten wat wij samendoen met Chinese partners. De Chinese overheid maakt deel uit van zowel universiteiten als bedrijven: dat is niet zo gescheiden als hier. De vraag is of dat erg is voor het werk dat wij samendoen: ik denk van niet.
En hoewel ik ook voordelen zie van een top-downbenadering – neem het tempo waarmee innovaties als hogesnelheidstreinen van de grond komen – vind ik het persoonlijk niet altijd even makkelijk om met die cultuur om te gaan. Dat ze anders denken over privacy en persoonlijke vrijheid, accepteer ik omdat ik te gast ben, maar ik ben blij dat als ik hier een verkeersovertreding maak, mijn hoofd niet op een groot videoscherm wordt geprojecteerd.”
Is u dat daar overkomen?
“Nee, ik vind het al een uitdaging om daar bij een groen voetgangerslicht veilig de straat over te komen, laat staan dat ik dat bij rood licht durf. Kijk, ik kan als buitenstaander van alles vinden van het Chinese systeem, maar het is niet aan mij om te oordelen over wat ‘normaal’ is. Zo merk ik dat Chinese studenten er minder moeite mee hebben om een deel van hun privacy op te geven. Hoe meer je vertelt aan een webshop als Alibaba, hoe meer korting je krijgt. Velen van hen denken: ik heb toch geen geheimen, doe mij die 5 procent korting dan maar. Het belangrijkste voor mij is dat we het met elkaar over dergelijke dilemma’s kunnen hebben. En uiteindelijk gaat onze samenwerking over het veredelen van gewassen als aardappelen: dat is de kern.”
Over normen gesproken: hanteren de Chinezen dezelfde strikte regels rondom genetische modificatie als wij in Europa?
“Ze hebben gedegen regelgeving en mijn ervaring is ook dat ze zich daaraan houden. Wat wel een mogelijk punt van zorg is, is de nieuwe technologie gene-editing. Daarmee verander je het DNA van een plant zonder er ander DNA aan toe te voegen. Op veel plekken ter wereld - waaronder Wageningen wordt daar onderzoek naar gedaan – denk aan de CRISPR-Cas techniek die het proces makkelijker en betaalbaarder maakt – maar het is officieel niet toegestaan in de EU om dat soort rassen te telen en te verhandelen omdat het valt onder genetische modificatie (GM). In veel andere landen, waaronder China, valt het buiten de GM-regelgeving. Via export komen die zaden en planten echter wel in Europa terecht, al durven plantenveredelaars er nauwelijks mee te werken.”
Want ze zijn bang dat ze de natuur geweld aandoen?
“Nee, dat zal met gene-editing niet zo snel gebeuren. Immers gaat het om DNA-veranderingen binnen de soort. Plantenveredelaars durven er niet aan, omdat ze niet kunnen zien (gene-editing is ontraceerbaar, red.) of buitenlands zaad ge-edit is en daarmee verboden in de EU. Als dat nog lang zo blijft in Europa, zou dát wel eens nadelig kunnen zijn. Immers profiteren we dan niet van de kwaliteitsvoordelen van elders veredelde plantenrassen, wat uiteindelijk kan leiden tot verschraling van de genetische diversiteit in rassen in Europa.”
We leiden Chinese wetenschappers én bedrijven op en die gaan als een speer. Geven we daarmee onze koppositie in Nederland niet weg?
“Ik krijg die vraag al heel lang en ik snap de zorg. Want het zou best kunnen dat China ons op termijn voorbijstreeft. WUR heeft al heel lang de eerste plek in wereldwijde rankings, maar de China Agricultural University zit ons op de hielen.
Steeds meer Chinese wetenschappers publiceren zelfstandig in tijdschriften, zie ik als editor van onder meer Euphytica, Theoretical and Applied Genetics en Molecular Breeding. Soms zijn zelfs álle artikelen in een enkel issue van Chinese oorsprong. Dus het zou best kunnen dat we over een tijd stuivertje wisselen. Maar zo ver is het nog niet. Ook Chinese bedrijven blijven WUR opzoeken voor onze geavanceerde kennis en technieken. Bijvoorbeeld als het gaat om onderzoek naar plantenziektes die je wil bestuderen maar niet in je eigen bedrijf vanwege mogelijke besmetting.”
Het is dus geen wedstrijdje?
“Nee, zo zie ik het niet. Ik denk dat we ons niet zo moeten laten afleiden door de groei van de veredelingsmarkt, waarin China ook een hoofdrol wil spelen. Ons belang als wetenschappers zit vooral in de focus op de lange termijn. Zorgen dat er op de wereld genoeg gezond voedsel is voor iedereen en dat we wat we nodig hebben op een duurzame manier produceren, met zo weinig mogelijk gebruik van natuurlijke hulpbronnen en minimale hoeveelheid bestrijdingsmiddelen en kunstmest. Ook commerciële bedrijven houden in toenemende mate rekening met de planeet, maar het is niet hun primaire doel. Voor WUR wel en daarom is het zo belangrijk dat wij de kennis en tools ontwikkelen waarmee zij méér planten kunnen produceren zónder de aarde uit te putten.”