Longread

Frida Eversmann, eerste vrouwelijke landbouwkundig ingenieur van WUR


Frida Eversmann (1890-1941) was de eerste Nederlandse vrouwelijke landbouwkundig ingenieur (1919) en een inspirerende wetenschappelijke assistent. Ze kon deze baan combineren met baanbrekend sociaal werk totdat ze in conflict kwam vanwege een integriteitskwestie. Afgelopen november zette het Marina van Damme Fonds haar in de schijnwerpers met een korte biografie en een herdenkingsboom in de botanische tuin van Enschede. Met Frida starten we een nieuwe serie over Wageningse vrouwen uit het verleden zodat hun levens ons in de huidige tijd kunnen inspireren.

Frida Eversmann (1890-1941) studeerde af als ir. terwijl ze haar carrière opbouwde als een inspirerende wetenschappelijke assistente aan het Laboratorium voor Agrarische Chemie van Prof. ir. J.H. Aberson. Naast het begeleiden van vele studenten publiceerde ze haar onderzoek samen met Aberson en als hoofdauteur. Met zijn opvolger, Prof.ir. J. Hudig, belandde ze echter in een langdurig conflict. Ze diende een formele klacht in die zijn wetenschappelijke integriteit en zijn gedrag ten opzichte van een andere vrouwelijke medewerker in twijfel trok. Uiteindelijk werd Frida bevorderd naar een andere positie.

1920s: Secretaris van de katholieke studentenvereniging Franciscus Xavier. Bron: Familie-archief Eversmann
1920s: Secretaris van de katholieke studentenvereniging Franciscus Xavier. Bron: Familie-archief Eversmann

Ook inspirerend is haar oprechte betrokkenheid bij sociaal werk buiten WUR. Ze combineerde commissiewerk met gepassioneerde en goed geïnformeerde columns en lezingen ter ondersteuning van vrouwelijke studenten en afgestudeerden, tot aan boerenvrouwen en hun dochters. Ze overleed te vroeg aan kanker in 1941 op 50-jarige leeftijd.

Godefrida Anna Alida (Frida) Eversmann werd geboren op 2 december 1890 in Amsterdam. Haar vader, oorspronkelijk uit Duitsland, verkreeg de Nederlandse nationaliteit in 1888. Het lukte hem van winkelbediende op te klimmen tot mede-eigenaar van een bekend warenhuis in fijne textielwaren. Frida begon haar beroepsopleiding in Wageningen na 2,5 jaar kostschool bij de Ursulinen in Venray en de 5-jarige HBS in Den Haag. In 1914 behaalde ze haar diploma voor landbouwchemie in Wageningen. Direct na haar afstuderen begon ze te werken bij een van de Rijksproefstations, namelijk die voor meststoffenonderzoek in Maastricht.

Wetenschappelijk assistent van Prof. J.H. Aberson

Een jaar later, op 1 oktober 1915, keerde ze terug naar Wageningen als assistent van docent J.H. Aberson. Terwijl Aberson sterk betrokken raakte bij het omvormen van de Landbouwhogeschool tot een hoger onderwijsinstituut in 1918, werd Frida zijn rechterhand bij het begeleiden van studenten en het runnen van het laboratorium. Door speciale examens af te leggen voor voormalige afgestudeerden in 1919, werd Frida de eerste vrouwelijke landbouwkundig ingenieur, gespecialiseerd in landbouwchemie. Samen met Aberson en als hoofdauteur publiceerde ze over laboratorium- en veldexperimenten, onder andere over de ziekte van veenkoloniale haver. Latere citaten deden echter niet altijd recht aan haar bijdragen.

De kas bij de Wageningse Eng
De kas bij de Wageningse Eng

Blijk van waardering en respect voor haar vinden we terug in het afscheidsfeest voor Aberson toen hij in 1928 met pensioen ging. Ze mocht namens het personeel van het laboratorium spreken, waarin ze waardig terugkeek op hoe Aberson iedereen inspireerde om hun interesses te ontwikkelen en zijn vaderlijke steun, ook op persoonlijk vlak.

Frida's maatschappelijke betrokkenheid

Naast haar wetenschappelijke werk toonde Frida zich een zeer betrokken vrouw op katholiek gebied, vooral wat betreft vrouwelijke studenten en afgestudeerden, evenals boerenvrouwen en hun dochters. Ze was een sterke netwerker in haar commissiewerk met de Wageningen Kring van Chemici en de Katholieke Studentenvereniging KSV Franciscus Xaverius, tot aan haar pioniersactiviteiten voor katholieke vrouwelijke studenten en afgestudeerden, evenals voor katholieke boerenvrouwen en hun dochters. Haar naam verscheen vaak in aankondigingen van lezingen en presentaties, en onder columns en essays. Meestal tekende ze met l.i., de Nederlandse afkorting voor landbouwkundig ingenieur.

Retraite 1922 (pijl wijst naar Frida, achterste rij) amilie-archief Eversmann
Retraite 1922 (pijl wijst naar Frida, achterste rij) amilie-archief Eversmann

Een bijzondere manier om bijeenkomsten voor katholieken te organiseren waren retraites. Ze blonk uit als sleutelorganisator en contactpersoon voor jaarlijkse retraites van katholieke vrouwelijke studenten en afgestudeerden, in ieder geval van 1926 tot 1940. In het In Memoriam, gepubliceerd door de katholieke vrouwelijke afgestudeerdenorganisatie Sleutelbos, werd Frida zeer geprezen voor al haar sociale werk. Opmerkelijk is haar bijdrage aan de oprichting van de Katholieke Boerenvrouwenbonden en de uitbreiding van cursussen en deelname van boerenvrouwen aan zowel landbouw- als huishoudkundig onderwijs.

'Quaestie Hudig - Eversmann'

Frida belandde in totaal andere tijden na het pensioen van Aberson. Zijn opvolger Prof. ir. J. Hudig was enthousiast om het laboratorium te renoveren naar moderne standaarden en meer verbinding te maken met commerciële partijen. Afkomstig van het Rijksproefstation van Groningen, streefde Hudig ernaar om onderzoek open te stellen voor een breder scala aan belanghebbenden in de landbouwpraktijk. Fundamentele verandering kon hem echter niet worden toegekend vanwege crisisbezuinigingen, dus bouwde hij een privélaboratorium op zijn terrein. Het is niet precies duidelijk waarom, maar uit latere klachten van Hudig bleek dat hij de steun van zijn personeel miste.

Beschuldigingen van integriteit

Frida wilde blijkbaar vertrekken in 1932, want ze bood zich vrijwillig aan om ontslagen te worden met financiële compensatie van wachtgeld zoals geregeld was om de bezuinigingen te bestrijden. Hudig weigerde echter zijn steun te verlenen. Hij betoogde dat hij geen nieuw persoon met voldoende ervaring kon aannemen voor het verminderde salaris dat was toegewezen. Uiteindelijk uitte Frida haar ontevredenheid over Hudig. Ze beschuldigde hem van wangedrag tegenover een vrouwelijk personeelslid en van het beter voorstellen van onderzoeksresultaten en vermenging van staatsfinanciën in zijn commerciële onderzoek en privélaboratorium. De onderzoeksrapporten van de Senaat en het Ministerie waren lange tijd verzegeld, maar werden recentelijk goed beschreven in de korte biografie van Frida door Marina van Damme en Klaske Koopmans, die in het Engels is vertaald.

Langdurig onderzoek

Getuigen werden gehoord en er werd een financiële audit uitgevoerd. We zien echter veel ongemak om op te treden. Beide personen hadden hun sporen verdiend en verdienden respect. Uiteindelijk zien we geen verwijzingen meer naar de beschuldiging van wangedrag tegenover het vrouwelijke personeelslid, hoewel de familie van Frida zich haar verhaal herinnert dat hij deze vrouw had gekust. De audit toonde geen financiële onregelmatigheden aan, maar vermeldde ook dat alleen de boeken van de commerciële bedrijven alle twijfel zouden kunnen uitsluiten. Deze waren echter niet beschikbaar.

Gepromoveerd naar een leidinggevende functie

Na een tijdelijke overplaatsing in 1935 kreeg Frida in 1939 eervol ontslag uit haar functie bij WUR en promotie naar een meer leidinggevende positie in Wageningen bij het overkoepelende CILO dat de Rijksproefstations en Onderzoeksinstituten stuurde. Ze ontving ook al het geld van de salarisverhogingen die ze had gemist tijdens de periode van het conflict.

Minder sociaal werk en te vroege dood

Het conflict en de crisistijd hebben haar waarschijnlijk sterk beïnvloed, omdat we nauwelijks tekenen van haar sociaal werk hebben gevonden na het pensioen van Aberson. Foto's en familie vertellen dat ze veel troost vond in wandelen, vooral in Zwitserland. Slechts pas enkele jaren nadat het conflict was opgelost, werd Frida opgenomen in de St. Maartenskliniek bij Nijmegen. Terwijl ze werd behandeld voor kanker, slaagde ze erin om parttime te blijven werken, zoals we lezen in het verslag van de beroepsarts aan WUR. Het In Memoriam van de Sleutelbos schetst dat ze tijdens deze laatste periode in de kliniek nog altijd omringd was door papieren en aantekeningen tijdens deze laatste periode. Uiteindelijk overleed ze aan deze ziekte op 12 november 1941, 50 jaar oud.

Als katholieke feministe stelde ze in 1927 de vraag waarom vrouwen niet allerlei soorten werk zouden kunnen verrichten in een eerlijke concurrentie met mannen; haar Sleutelbos-collega's herinnerden haar als een pionier die koos voor een niet-vrouwelijk beroep en dit combineerde met groot vrouwelijk sociaal leiderschap.