Longread
Een circulair voedselsysteem: nut en noodzaak
De kwetsbaarheden van ons huidige voedselsysteem worden steeds duidelijker, mede door COVID-19 en klimaatverandering. Een toenemend aantal mensen vindt dat het anders moet, en kan. Een circulair voedselsysteem wordt alom gezien als een wenkend perspectief voor een duurzamere toekomst. Maar wat is een circulair voedselsysteem precies? En hoe kan circulariteit bijdragen aan een weerbaar en duurzaam voedselsysteem?
Vrijwel dagelijks wordt er in de krant of andere media gediscussieerd over ons voedselsysteem. Dat is ook logisch: ons voedselsysteem heeft een grote impact op ons milieu, onze leefomgeving en onze gezondheid. Het voedselsysteem is wereldwijd verantwoordelijk voor ongeveer een kwart van alle broeikasgasemissies, een derde van de verzuring en het merendeel van de vermesting en het verlies aan biodiversiteit. Ook vergt de productie van ons voedsel ongeveer 40 procent van al het land op aarde – voor zover niet bedekt met ijs of woestijn – en gebruikt het 70 procent van al het irrigatiewater. En dan te bedenken dat een toenemend aantal mensen in de wereld lijdt aan overgewicht en daaraan gerelateerde metabole ziekten, zoals diabetes type 2, en dat (verborgen) honger nog steeds op grote schaal voorkomt.
Ook blijken de omstandigheden waarin mensen werken en dieren worden gehouden in de voedselketen vaak ontoereikend. De recente coronacrisis legt een aantal van bovengenoemde kwetsbaarheden van ons voedselsysteem duidelijk bloot, zoals de leefomstandigheden van arbeidsmigranten. Het voedselsysteem staat dus voor een van de grootste uitdagingen van deze tijd: hoe zorgen wij voor voldoende, veilig en gezond voedsel voor iedereen, binnen de draagkracht van onze aarde, en met respect voor mens en dier?
10 miljard monden
Dit verhaal is geschreven door WUR-onderzoekers Imke de Boer en Evelien de Olde en komt uit het boek 10 miljard monden. Hoe we de wereld gaan voeden in 2050.
In dit boek geven tachtig Wageningse wetenschappers een uniek inkijkje in hun grensverleggende onderzoek naar het voedselvraagstuk. Hoe maken we onze landbouw duurzamer? Wat ligt er in de toekomst op ons bord? Hoe beschermen we onze natuurlijke hulpbronnen? En wat is hierbij de rol van consumenten, bedrijven en de politiek?
Een circulair voedselsysteem wordt alom gezien als een wenkend perspectief voor deze duurzame toekomst. Ook onze minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (lnv) Carola Schouten onderschrijft het belang van een circulair voedselsysteem in haar visie ‘Landbouw, Natuur en Voedsel: Waardevol en Verbonden’ uit 2018. Dit is een toekomstvisie die breed wordt gedeeld, maar tegelijkertijd veel vragen oproept: wat is een circulair voedselsysteem precies? Wat betekent kringlooplandbouw eigenlijk? En hoe kan circulariteit, of ‘kringloopdenken’, bijdragen aan een duurzaam voedselsysteem?
De principes van een circulair voedselsysteem
Om deze vragen te kunnen beantwoorden moeten we terug naar de basis. Het kringloopconcept vindt zijn oorsprong in diverse vakgebieden, zoals de agro-ecologie, de industriële ecologie, maar ook de milieu- economie. Waar de agro-ecologie bijvoorbeeld het behoud van een gezonde bodem en de samenhang tussen de bodem, de plant en het dier in een ecosysteem benadrukt, richt de industriële ecologie zich meer op het sluiten van de kringlopen van materialen en grondstoffen. Overkoepelend heeft het kringloopconcept als doel om ons natuurlijk kapitaal te waarborgen en te behouden ten behoeve van toekomstige generaties.
Een groep Wageningse wetenschappers heeft op basis van het kringloopconcept een viertal principes geformuleerd voor een circulair voedselsysteem. Het eerste principe behelst het waarborgen van onze natuurlijke hulpbronnen, zoals een gezonde bodem, schone lucht en wateren, biodiversiteit en natuur. Dit betekent dat we moeten kiezen voor die landbouw- en visserijmethoden die bijdragen aan een vruchtbare bodem, die emissies van nutriënten en koolstofverbindingen naar lucht, water en bodem minimaliseren, en die de biodiversiteit en de veerkracht van het systeem bevorderen. Hierbij kun je bijvoorbeeld denken aan strokenteelt, het telen van meerdere gewassen in stroken op één perceel in plaats van monoculturen, of aan precisielandbouw, duurzame visserij of een melkveehouderij op kruidenrijk grasland omringd met bomen en hagen.
Een tweede principe is het vermijden van voedselverliezen en -verspilling. Wanneer we praten over voedselverspilling hebben we het niet enkel over het weggooien van goed of bedorven voedsel, maar refereren we ook naar bijvoorbeeld overconsumptie, oftewel we moeten niet meer eten dan we nodig hebben. We kunnen ons bovendien afvragen of al het voedsel het hele jaar door wel beschikbaar moet zijn. Eenmaal aanwezige voedselverliezen moeten we in eerste instantie hergebruiken voor het produceren van menselijk voedsel, zoals nu bijvoorbeeld al gebeurt in de Verspillingsfabriek in Veghel.
Een derde principe houdt in dat akkerland en natuurlijke wateren primair benut dienen te worden voor de productie van voedsel dat direct geschikt is voor menselijke consumptie. Dit betekent concreet dat we bijvoorbeeld akkerland gebruiken voor de productie van plantaardig voedsel voor de mens en niet voor het produceren van voer voor dieren, of voor het produceren van biomassa voor biobrandstoffen. Ook betekent dit dat we de vis die we vangen uit onze oceanen zelf consumeren en niet voeren aan andere vis – zoals, hoewel minder dan voorheen, nog steeds gebeurt in viskwekerijen (zalm of zeebaars) – of aan landbouw- huisdieren. Het vervangen van in diervoer gebruikt vismeel of olie ge- maakt uit eetbare vis door voor menselijke consumptie geschikte soja is vanuit dit circulariteitsprincipe ook geen oplossing.
Het vierde en laatste principe geeft aan dat we reststromen, die ontstaan in het voedselsysteem en niet kunnen worden vermeden, moeten hergebruiken. Tijdens de productie en consumptie van plantaardig en dierlijk voedsel ontstaan er verschillende reststromen die voor een deel niet geschikt zijn voor menselijke consumptie of onvermijdbaar blijken, zoals bietenblad, stro, bietenpulp, schroot van oliehoudende zaden, slachtafval en onvermijdbaar voedselafval. Daarnaast produceren mensen en dieren uitwerpselen vol met waardevolle nutriënten. Deze reststromen dienen te worden gerecycled in het voedselsysteem, als meststof voor de bodem, als voer voor dieren, of, indien niet anders benutbaar, voor de productie van biomaterialen zoals bioplastics. Deze organische reststromen bevatten namelijk waardevolle nutriënten en organische materialen die behouden moeten blijven in het voedselsysteem.
Bovengenoemde principes richten zich strikt genomen op het produceren van voedsel binnen de draagkracht van de aarde en adresseren dus enkel de ecologische dimensie van duurzaamheid – planet first dus. Een toenemend aantal mensen erkent dat leven binnen de draagkracht van de aarde de ultieme randvoorwaarde is voor duurzaamheid. Het produceren en consumeren van voedsel zonder gebruik van hulpbronnen als land, water en fosforerts, of zonder emissies naar water, lucht of bodem is echter een utopie. Ook wanneer we allemaal volgens bovenstaande principes zouden produceren of consumeren kan het nog steeds zo zijn dat we collectief de draagkracht van het natuurlijke ecosysteem overschrijden, bijvoorbeeld omdat er te veel bedrijvigheid is op een te kleine plek.
Naast de toepassing van bovenstaande vier principes hebben we daarom ook inzicht nodig in de collectieve milieugebruiksruimte van ons voedselsysteem. Iedereen in de wereld heeft recht op een gelijke hoeveelheid evenwichtig beheerde natuurlijke hulpbronnen voor de productie van zijn of haar voedsel. Het is belangrijk dat de Nederlandse overheid, in afstemming met eu-collega’s, duidelijkheid schept over deze lange-termijn-milieugebruiksruimte voor het Nederlandse voedselsysteem, en natuurlijk ook voor andere sectoren. Onze boeren, tuinders, vissers en andere voedselactoren vragen om deze duidelijkheid.
Naast het definiëren van een nationaal en regionaal ecologisch plafond is het ook van groot belang om te kijken naar de sociale rechtvaardigheid van ons voedselsysteem (people), oftewel het sociale fundament (figuur 1). Het sociale fundament definieert het voedselsysteem dat we als samenleving voor ogen hebben. Zo heeft ieder mens recht op gezond voedsel, een eerlijk inkomen en goede en veilige werkomstandigheden. De rechten voor het dier zouden echter ook onderdeel moeten worden van dit sociale fundament. Wanneer wij als mens ervoor kiezen om dieren te houden voor de productie van ons voedsel, dan hebben wij een zorgplicht ten aanzien van deze dieren. Wij hebben de plicht ervoor te zorgen dat een dier goed kan functioneren en gezond is, zijn of haar soorteigen gedrag kan uitvoeren en een positieve staat van welzijn ervaart. Dit betekent bijvoorbeeld dat een dier toegang heeft tot voldoende en adequaat eten en drinken, kan leven in een prettig klimaat, comfortabel moet kunnen rusten, kan samenleven in stabiele, sociale groepen, moet kunnen foerageren en exploreren, de mogelijkheid moet hebben om gedrag te synchroniseren en moedergedrag te vertonen of te kunnen ontvangen.
Duidelijkheid ten aanzien van het ecologisch plafond en het sociale fundament van ons voedselsysteem geeft alle actoren in het voedselsysteem de mogelijkheid te kiezen voor diverse contextspecifieke oplossingsrichtingen aangaande kringlooplandbouw. Bovendien stimuleert duidelijkheid hierover creativiteit en ondernemerschap. Dit noemen we ook wel de veilige en eerlijke handelingsruimte voor voedselproductie (figuur 1). De economie (profit) zou dienend moeten zijn en ondernemers moeten stimuleren om zich te bewegen richting deze veilige en eerlijke handelingsruimte, met respect voor de mens, het dier en de aarde.
Van theorie naar praktijk
Wat betekent dit alles nu in de praktijk? Als we de circulariteitsprincipes nader bekijken, zien we dat de vertaling hiervan naar de praktijk behoorlijke consequenties kan hebben. Wanneer we bijvoorbeeld niet langer gewassen gaan verbouwen voor diervoeder, maar onze dieren enkel op basis van reststromen en gras gaan voeden, zal dit consequenties hebben voor het aantal dieren dat we in Europa kunnen houden en voor de hoeveelheid dierlijke producten die we kunnen consumeren. Recent onderzoek toonde aan dat wanneer we dieren enkel voeren met reststromen en gras, we in Europa ongeveer de helft minder dierlijk product kunnen eten.
De beschikbaarheid van reststromen, gras als veevoer en de milieugebruiksruimte bepalen de omvang van de veestapel en diens productie, en dus de beschikbaarheid van dierlijk voedsel. Sommige mensen benadrukken dat je met biologische (bijvoorbeeld schimmels) of technologische processen de benutting van reststromen voor dieren kunt verbeteren. Deze nieuwe technieken zou je echter ook kunnen gebruiken om reststromen direct geschikt te maken voor menselijke consumptie. Dit roept de vraag op wat nu precies onder een reststroom wordt verstaan.
Een andere veelgehoorde vraag is op welke schaal we dan kringlopen moeten gaan sluiten. Deze vraag is niet eenvoudig te beantwoorden. In het realisatieplan van de minister Schouten van lnv staat: ‘In 2030 zijn kringlopen van grondstoffen en hulpbronnen op een zo laag mogelijk schaalniveau gesloten, regionaal, nationaal of internationaal.’ Dit zou betekenen dat je voedsel dat je in Nederland kan produceren ook in Nederland zou moeten consumeren. Dus geen aardappelen meer eten uit Israël, maar uit Flevoland, en zuivel ook gewoon van Nederlandse bodem. Dit betekent natuurlijk ook eten volgens de seizoenen, en het telen van een grotere diversiteit aan producten dan dat we nu doen, zoals granen die wel geschikt zijn voor directe menselijke consumptie.
Sommige producten kun je echter beter buiten Nederland produceren, zoals koffie, chocola of citrusvruchten. De milieukundige voordelen van het telen van deze producten in de beste agro-ecologische omstandigheden kunnen opwegen tegen de emissies van transport via bijvoorbeeld de scheepvaart. Ondanks de milieukundige voordelen kan onze vraag naar deze producten wel een grote impact hebben op de lokale beschikbaarheid van bijvoorbeeld water of nutriënten, en de lokale voedselzekerheid en socio-economische situatie. We zullen als consumenten daarom heel bewust moeten omgaan met deze producten.
Deze bewustwording vraagt ook om een toename van de transparantie en traceerbaarheid van onze voedselketen. Wij pleiten er tevens voor om geen ruwe grondstoffen te importeren, zoals cacaobonen, maar het eindproduct, zoals chocola, en hiervoor ook een eerlijke prijs te betalen. Dit geeft het land van herkomst tevens de mogelijkheid de lokale economie te ontwikkelen. Ook vinden veel landen een bepaalde mate van zelfvoorziening van belang, hetgeen korte ketens stimuleert. De optimale schaal waarop we kringlopen willen sluiten is contextspecifiek en vereist een integrale analyse van bovengenoemde factoren.
Duidelijk is wel dat niet alles kan. We zullen daarom keuzes moeten maken welk voedselsysteem we willen realiseren. Voor ons begint dit bij een systeem dat uitgaat van de bovengenoemde circulariteitsprincipes, het ecologisch plafond en sociaal fundament. Alleen dan kunnen we zorgen dat we de draagkracht van ons systeem niet voorbijschieten, en een weerbaar en regeneratief voedselsysteem creëren, waarin met respect voor mens en dier wordt omgegaan, nu en in de toekomst.
Gezamenlijke verantwoordelijkheid
In de afgelopen jaren zien we een toenemende aandacht voor voedsel, van food festivals, ‘grow your own’- en ‘support your locals’-initiatieven tot voedselraden, Herenboeren en nieuwe samenwerkingsverbanden in de landbouw. Dit positieve geluid en deze beweging voor verandering is versterkt tijdens de covid-19-uitbraak. Voedsel heeft een verbindend karakter en dat hebben we hard nodig om de transformatie naar een duurzamer en meer circulair voedselsysteem te maken. Een circulair voedselsysteem vraagt inzet van alle actoren in het voedselsysteem om te zorgen dat we slim omgaan met onze schaarse grondstoffen en emissies naar water, lucht en bodem minimaliseren. Een circulair voedselsysteem vraagt daarin ook om bewustwording van de consument en het aantrekkelijk, makkelijk en gewoon maken van duurzame producten en een gezond voedselpatroon, met een betere balans tussen plantaardige en dierlijke producten.
Het voedselsysteem staat tevens niet op zichzelf. We kunnen ons dus niet alleen beperken tot het voedselsysteem, maar moeten ook kijken naar hoe we omgaan met het gebruik van biomassa voor energie, textiel en andere materialen, waarbij we bovendien de productie van niet-essentiële producten moeten vermijden. Daarnaast staat het voedselsysteem uiteraard in relatie tot de organisatie van onze economie. Als we willen toewerken naar een circulair voedselsysteem, moeten we daarom ook nadenken over de manier waarop we voedsel waarderen en waarop de huidige economie is verbonden met de consumptie van goederen.
In de afgelopen jaren zijn we begonnen ons te verdiepen in alles wat verband houdt met de transformatie naar een duurzaam en circulair voedselsysteem, van consumentengedrag, cultuur, dieet, gezondheid, technologie en beleid tot economie. Een circulair voedselsysteem is een radicale verandering van het huidige systeem en vraagt een systeembenadering en veranderingen op veel verschillende niveaus. Dit boek is daar een mooi voorbeeld van, waarin veel voedselthema’s bij elkaar komen. Samen met u maken we de verandering.