Wageningen World

‘De verhoudingen zijn echt gelijkwaardiger geworden’

In juni nam Hedwig Bruggeman afscheid van ruim veertig jaar werken aan ontwikkelingssamenwerking. ‘Wageningen University & Research is een wereldwijd gerenommeerd instituut. Daaruit volgt: noblesse oblige. We hebben de morele plicht om naar de rest van de wereld om te zien.’

‘Ik ben opgegroeid op een akkerbouwbedrijf in Zeeuws-Vlaanderen, tegen de grens met België’, vertelt Hedwig Bruggeman, sinds 2015 business unit manager van Wageningen Centre for Development Innovation (WCDI), het internationale instituut voor onderzoek en kennisuitwisseling van WUR. ‘Ik wilde altijd al meer doen met mijn leven dan alleen voor m’n eigen boterham zorgen. Een oom was missionaris in Afrika, en dat wilde ik ook wel: naar Afrika.’  

In 1983 ging ze er voor het eerst naartoe, over land: met de boot over de Nijl en met bus, trein en liftend door naar Zimbabwe, samen met haar man, die ze ontmoet had in Deventer tijdens haar studie tropische veehouderij. ‘Zimbabwe was net onafhankelijk, blanke Zimbabwanen vertrokken en het ministerie van Landbouw liep leeg. Ze konden ons wel gebruiken als landbouwadviseurs. We waren 25 jaar, politiek geëngageerd en wilden meebouwen aan het nieuwe Zimbabwe.’

Na drie jaar kwam ze terug naar Nederland om in Wageningen de studie tropische veehouderij te doen, en vervolgens werkte zij twintig jaar als landbouwadviseur en manager ontwikkelingssamenwerking in Afrikaanse landen als Tsjaad, Oeganda, Burkina Faso en Kameroen. In 2004 kwam ze – inmiddels met een gezin met drie zonen – weer terug naar Nederland om directeur te worden van netwerkorganisatie AgriProFocus, en ze was een van de oprichters van het Netherlands Food Partnership, een platform voor internationale kennisuitwisseling rond landbouw en voedsel, waarin AgriProFocus in 2020 is opgegaan.  

Als ze iets heeft geleerd sinds ze veertig jaar geleden voor het eerst naar Afrika vertrok, is het dat dé oplossing voor voldoende gezond voedsel voor iedereen, zonder dat milieu en klimaat eronder leiden, niet bestaat. ‘Er is niet één knop in het voedselsysteem waaraan je kan draaien. We moeten in elke situatie opnieuw bekijken wat er nodig is en wat er ontbreekt. En dat moeten we samen met mensen ter plekke onderzoeken en aanpakken.’ 

Lancering van het Sustainable and Inclusive Landscapes-programma in 2018, bestaande uit vier MOOCs. Met partners Sara Scherr (Eco-Agriculture Partners), Cora van Oosten (CIFOR-ICRAF), Musonda Mumba (RAMSAR Convention), Hedwig Bruggeman (WCDI), Pooja Munsshie (UNEP) en Parashina Lampat (SORALO).  
Lancering van het Sustainable and Inclusive Landscapes-programma in 2018, bestaande uit vier MOOCs. Met partners Sara Scherr (Eco-Agriculture Partners), Cora van Oosten (CIFOR-ICRAF), Musonda Mumba (RAMSAR Convention), Hedwig Bruggeman (WCDI), Pooja Munsshie (UNEP) en Parashina Lampat (SORALO).  

Dat is dan ook de werkwijze van Wageningen Centre for Development Innovation in verschillende landen op het zuidelijk halfrond. Dat betekent bijvoorbeeld zorgen voor toegang tot goed zaaigoed voor boeren in Oeganda zodat ze betere oogsten binnenhalen, of verbeteren van de tuinbouw in West-Afrika zodat stedelingen daar gezonde groenten kunnen kopen. Maar ook het opbouwen van kennis en kunde om zelfverandering tot stand te brengen. 

Is de ontwikkelingssamenwerking in de afgelopen decennia wezenlijk veranderd?  

‘Vroeger ging het vooral om voedselproductie en het voorkomen van honger, nu staan ook een leefbare planeet en sociale rechtvaardigheid op de voorgrond. Dan gaat het bijvoorbeeld om een eerlijk loon voor boeren en boerinnen en om behoud van biodiversiteit en klimaat. Daar zijn we nog lang niet, en dat geldt ook voor Nederland. 

‘Wij hebben niet alle antwoorden, we doen het samen met overheden, onderzoeks- en onderwijsinstellingen en maatschappelijke en boerenorganisaties. in een steeds meer gelijkwaardige samenwerking. In het verleden voerde WCDI ook zelf projecten uit. De laatste jaren is onze rol die van kennispartner geworden. Wij doen onderzoek en ontwikkelen met partnerorganisaties innovatieve aanpakken, bijvoorbeeld over hoe je overleg organiseert tussen verschillende stakeholders. Anderen voeren die aanpak onafhankelijk uit.’ 

Hebben we in het verleden te vaak gedacht het beter te weten?  

‘Jazeker. Nederlandse onderzoekers en bedrijven hebben vaak het Nederlandse landbouwmodel in het buitenland gepromoot, vanuit het idee dat onze landbouwmethoden de beste zijn. Dat was een verkeerde manier van denken. Er zijn verschillende vormen van landbouw nodig, afhankelijk van de situatie. De intensieve landbouw loopt in Nederland tegen zijn grenzen aan. Daar kunnen we van leren, om dat elders te voorkomen. We moeten samen met mensen ter plekke onderzoeken wat gewenst en toepasbaar is en hoe verschillende voedselsystemen elkaar complementeren. Daarover adviseert WCDI, net als andere WUR-instituten die internationaal werken, overheden in verschillende landen. Eigenlijk precies zoals WUR ook de Nederlandse overheid adviseert.’ 

‘Ook de gedachte dat Nederland de wereld moet voeden, is misplaatst. Er zijn veel goede initiatieven in Afrika om de lokale melkveesector op te bouwen, maar die boeren kunnen niet concurreren tegen de invoer van goedkope melkpoeder uit Nederland. Of denk aan de kippenboeren in Ghana of de uientelers in Senegal die last hebben van de invoer uit Europa. Jaren van liberale handelspolitiek zijn ten nadele geweest van lokale ontwikkeling van nationale, regionale en lokale voedselsystemen. Er is nog veel politieke ongelijkheid. En dat hebben we in de afgelopen decennia nog steeds niet opgelost.’ 

De relatie tussen Nederlanders, en partners in het zuiden is gelijkwaardiger geworden? 

‘Er is echt wat verschoven. Hoe vervelend de coronapandemie ook was, die heeft wel dingen veranderd. Voorheen gingen onze mensen naar Rwanda als daar een project liep. Door corona kon dat niet. Partners in Afrika kregen meer verantwoordelijkheden voor management en uitvoering van projecten. En die verhoudingen zijn zo gebleven, ook na corona. Achteraf denk je: dat hadden we al veel eerder kunnen doen. En natuurlijk helpen de mogelijkheden van ICT enorm, ik overleg dagelijks vanuit dit kantoor met mensen in Ethiopië of Oeganda of waar dan ook. Maar we zijn er ook anders over gaan denken.

De laatste jaren is onze rol die van kennispartner geworden

‘We krijgen de middelen van het Nederlandse ministerie van Buitenlande Zaken, onze belangrijkste financier, en we moeten verantwoording afleggen over de besteding daarvan. De volgende stap is om die route om te draaien. De Zweedse overheid doet dat al. Die stelt geld beschikbaar voor aanvragen van organisaties uit de landen zelf. Nederland wil dat ook gaan doen, blijkt uit de laatste Afrika-strategie van de overheid.’ 

Dat leidt tot een vraag die zo oud is als de ontwikkelingssamenwerking zelf: wat is dan nog onze rol?  

‘We doen inderdaad aan soul searching. Waar ligt onze toegevoegde waarde? Waar we op uitkomen is dat onze opstelling hetzelfde is of we nu samenwerken met een universiteit in Engeland of in Kenia. Daarom is onze rol meer die van kennispartner geworden, en minder uitvoerder van projecten. Vroeger draaide WCDI een programma in Oeganda om de zaaizaadsector daar te verbeteren, met een Nederlandse programmaleider ter plaatse. Nu is dat overgenomen door een Oegandese collega en is het programma een zelfstandige ngo geworden. Zij huren ons nu in als ze kennisvragen hebben.’ 

Zie je die verandering ook in het onderwijs? 

‘Lang geleden gaf het Internationaal Agrarisch Centrum, de voorloper van WCDI, cursussen van drie maanden in Wageningen, aan professionals uit de hele wereld. Gaandeweg gingen we naar levenslang leren, met kortere cursussen. En sinds corona geven we blended cursussen, deels online, deels door een trainer die in Afrika of Azië in samenwerking met een nationaal kennisinstituut het klassikale gedeelte verzorgt. Een voorbeeld daarvan is ons leadershipprogramma, het African Food Fellowship, dat toekomstige Afrikaanse leiders in voedselsystemen opleidt.’ 

‘Als het om het Wageningse universitaire onderwijs gaat, moet het verdienmodel veranderen. Wageningen werft nu nog internationale studenten in het buitenland. Terwijl we ook meer kunnen investeren in samenwerking met kennisinstellingen in het zuiden en onze beste hoogleraren online les kunnen laten geven.’ 

Er is een rechts kabinet in de maak dat wil bezuinigen op ontwikkelingssamenwerking. Gaat WCDI dat merken? 

‘Het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken is een belangrijke partner en financier van ons werk. We hebben ook financiering van internationale organisaties, maar we zullen nog verder moeten diversifiëren. WCDI gaat samen met Wageningen Economic Research, om één sterk sociaal-economisch onderzoeksinstituut te vormen. Dat past in deze tijd waarin problemen net zo goed in Nederland spelen als in het zuiden, en waarin voedselsystemen allemaal met elkaar samenhangen. De medewerkers van het nieuwe instituut blijven inhoudelijk hetzelfde werk doen, maar de schotten tussen nationaal en internationaal zullen kleiner worden en de collectieve kennis wordt beter benut.’ 

Blijft er plek voor internationale samenwerking bij WUR?  

‘Ik zie het als noblesse oblige. We zijn een wereldwijd gerenommeerd instituut. Daarom hebben we de morele plicht om ook naar de rest van de wereld om te zien. Vooral ook naar fragiele staten. Het grootste deel van de mensheid woont straks in landen die kwetsbaar zijn vanwege conflict, politieke instabiliteit of klimaatverandering. Wij moeten onze kennis en kunde ook daar inzetten, hoe moeilijk dat soms ook is, en niet de weg van de minste weerstand kiezen.’  

Hedwig Bruggeman 

HB4.jpg

Hedwig Bruggeman studeerde tropische veehouderij in Deventer en Wageningen (1982 en 1988) en werkte vervolgens in diverse landen in Afrika voor overheden en ontwikkelingsorganisaties. Na twintig jaar in Afrika werd ze in Nederland directeur van netwerkorganisatie AgriProFocus; in 2015 directeur van Wageningen Centre for Development Innovation, het onderzoeksinstituut van WUR voor internationale samenwerking.