Longread

Bescherm de bruinvis met kennis


In het Nederlandse deel van de Noordzee zwemmen tegenwoordig veel bruinvissen. Dit betekent niet per se dat het hier goed toeven is, zeggen marien biologen van WUR, die sinds 2006 onderzoek doen naar de beschermde zeezoogdieren. “Pas als je snapt hoe een dier functioneert, kun je het goed beschermen.”

Vandaag spoelen er aan de Nederlandse kust minstens twee dode bruinvissen aan. Morgen nog twee. En overmorgen weer. “Per jaar zijn het er tegenwoordig zo’n achthonderd”, vertelt marien bioloog Mardik Leopold.

Dat is niet altijd zo geweest. Integendeel: in de jaren zestig en zeventig was deze kleine walvisachtige bijna uitgestorven in de Nederlandse wateren. “Lag er een bruinvis op het strand, dan kwam dat in de krant”, aldus Leopold, die werkt bij Wageningen Marine Research (WMR) in Den Helder. “Ook toen ik in 1991 bij WMR begon, was het een zeldzaamheid om een bruinvis op zee te zien. Als je nu met mooi weer gaat varen, zie je ze overal. We schatten dat er ongeveer 1 bruinvis op elke vierkante kilometer Noordzee zwemt.”

Leopold en zijn WMR-collega Martine van den Heuvel-Greve doen sinds 2006 onderzoek naar de Nederlandse bruinvis. Eigenlijk staat ‘Nederlandse’ tussen aanhalingstekens, want het gaat niet om een aparte soort. “We bedoelen: de bruinvissen die voor onze kust zwemmen. Maar die beesten zijn heel beweeglijk, dus het valt niet zo precies af te bakenen.”

Menselijk handelen

Waarom doen wetenschappers onderzoek naar deze zeezoogdieren?
De bruinvis is een beschermde diersoort, legt Leopold uit. Het dier staat al
jaren onder druk, onder andere door bijvangsten in visnetten en giftige stoffen
in de zee. Daarom valt de bruinvis sinds 1992 onder de Habitatrichtlijn van de
Europese Unie. “Destijds tekende Nederland lachend die richtlijn: ja hoor,
natuurlijk moeten we de bruinvis beschermen. We hadden zelf nauwelijks bruinvis
in onze wateren – dus voor ons had de richtlijn weinig gevolgen.”

Wíllen bruinvissen graag hier zijn, of is het elders niet meer leefbaar voor ze?

Maar de inkt was nog niet droog, of het aantal bruinvissen voor de Nederlandse kust begon toe te nemen. “Tja, en dan heb je je ergens toe verplicht. Je kunt een dier pas goed beschermen, als je begrijpt wat hem drijft en wat hij nodig heeft. Welke soorten vissen moeten bruinvissen bijvoorbeeld eten om gezond te blijven? En leven die vissen ook in ‘ons’ deel van de Noordzee? Daarom gaf het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) ons in 2006 opdracht om te starten met uitgebreide onderzoeken naar de bruinvis.”

Om aan de regels voor beschermde diersoorten te voldoen, moet Nederland in de gaten houden hoeveel bruinvissen er in onze wateren zwemmen – en hoe het met de dieren gaat. Zijn ze gezond of ziek? Als ze doodgaan, waar komt dat dan door? “Sterven ze door menselijk handelen, dan zijn we verplicht om daar zo veel mogelijk aan doen.”

Beschermd, hoe zit dat?

Het probleem: niemand weet precies wat ‘beschermd’ in het geval van bruinvissen betekent. “We hebben geen bruinvissenreservaat met een hek eromheen. Ze zijn óveral beschermd. Maar dat is ingewikkeld, want als je overal beschermd bent, ben je het eigenlijk nergens.”

Bruinvissen beschermen is sowieso niet makkelijk. “Ze leven ver op zee en zitten vooral onder water. En ze zijn schuw. Vergelijk het met reeën: daar hebben we er ook veel van in Nederland, maar je ziet ze bijna nooit. Bij visserijonderzoek wordt gewoon een net door zee gehaald: dan tel je hoeveel vissen je vangt. Dat is bij bruinvissen ondenkbaar.”

Onderzoekers van WUR en Universiteit Utrecht zijn aanwezig bij een bruinvis snijsessie. Foto: Okka Jansen
Onderzoekers van WUR en Universiteit Utrecht zijn aanwezig bij een bruinvis snijsessie. Foto: Okka Jansen

De Nederlandse wetenschappers moeten dus wachten tot de dieren dood aanspoelen op het strand. “Ongeveer 20 procent van die dieren is verhongerd. Nog eens 20 procent is aangevallen door zeehonden, 20 procent is verdronken in visnetten en 20 procent is gestorven aan ziektes. Dan houd je nog 20 procent restgevallen over, bijvoorbeeld bruinvissen die zijn geraakt door een scheepsschroef.”

Al die dieren zijn in principe interessant voor het Wageningse onderzoek. “Tegenwoordig spoelen er zó veel dieren aan, dat we ons concentreren op de verse vissen. Daarmee kunnen we sommige metingen beter uitvoeren.”

Vier onderzoeken

Waarom verhuisden de bruinvissen uitgerekend naar Nederland? Je zou kunnen concluderen dat de dieren het hier prettig vinden. Maar dat is een vergissing, waarschuwen de onderzoekers. Leopold: “Met grootschalige vliegtuigtellingen houden we al ruim twintig jaar het aantal bruinvissen in de hele Noordzee bij. Dat aantal is stabiel. Ze hebben zich gewoon verplaatst –in dit geval vanuit het centrale en noordwestelijke deel van de Noordzee. Dat weten we dankzij die tellingen. Je moet je dus afvragen: wíllen bruinvissen graag hier zijn, of zijn ze naar Nederland gekomen omdat het elders niet meer leefbaar voor ze is?”

De voortplanting staat hier ontzettend onder druk. Dat lijkt te maken te hebben met hun dieet

Die vraag is niet makkelijk te beantwoorden, maar volksverhuizingen van diersoorten zijn vaak een slecht teken. Samen met onderzoekers van de Universiteit Utrecht onderzoeken WUR-wetenschappers het dieet van de dieren, hun voortplanting, doodsoorzaken en de hoeveelheid schadelijke industriële stoffen in hun lichaam. “Het lijkt erop dat onze kustwateren een marginaal gebied zijn voor bruinvissen. Ze kunnen nét overleven, maar het is hier niet geweldig voor ze.”

Zo ontdekten de onderzoekers dat Nederlandse bruinvissen zich slecht voortplanten. Van alle volwassen vrouwtjes die dood op het strand liggen, is maar een klein deel zwanger. “Op andere plekken in de wereld spoelen veel meer zwangere vrouwtjes aan. De voortplanting staat hier dus ontzettend onder druk. Dat lijkt te maken te hebben met hun dieet.”

Magere vis

Hoe zit dat? Bruinvissen in Nederland eten vooral magere vis zoals wijting, legt Mardik Leopold uit. Die zwemt daar nu eenmaal volop rond de zeebodem. “Zulke magere vissen bewegen bovendien zich trager dan vette vissoorten, en de zee is hier relatief ondiep – ze zijn dus makkelijker te vangen. Wij mensen vinden dat iets goeds, mager eten. Maar in de natuur moet je juist vet eten. Je hebt calorieën nodig om jezelf warm te houden. En al helemaal om een jong te laten groeien in je buik. Een gezonde bruinvis eet dus bij voorkeur ook vette vissoorten als haring en makreel.”

De grote hoeveelheid makkelijk te vangen magere vissoorten verklaart mogelijk waarom de bruinvissen in het Nederlandse kustgebied blijven. Leopold: “Ze komen in een soort ecologische val terecht. Als hier relatief veel voedsel is waar je weinig moeite voor hoeft te doen, dan ga je daarvoor. Ook al is de calorische waarde niet zo hoog. Een soort fastfood dus, maar dan mager.”

Een aangespoelde bruinvis in De Slufter op Texel, dat pas na een week werd gevonden. Mardik en zijn collega’s vinden later tijdens het maagonderzoek in het lab restanten van forse makrelen. Foto: Wiske Overmaat
Een aangespoelde bruinvis in De Slufter op Texel, dat pas na een week werd gevonden. Mardik en zijn collega’s vinden later tijdens het maagonderzoek in het lab restanten van forse makrelen. Foto: Wiske Overmaat

Dankzij de WUR-onderzoeken weten we ook dat bruinvissen vooral veel kleine vissen eten – tot zo’n 25 centimeter. “Een bruinvis heeft geen handjes zoals een zeehond, dus hij moet een vis in z’n geheel naar binnen werken. Er is daardoor weinig concurrentie tussen bruinvissen en de visserij, want vissers willen vooral grotere exemplaren. Dat is goed nieuws voor beide partijen.”

Schadelijke stoffen

Terwijl Leopold zich verdiept in het bruinvissendieet, doet zijn collega Martine van den Heuvel-Greve onderzoek naar industriële stoffen die zich ophopen in het lichaam van de dieren. “We hebben uitgebreid onderzoek gedaan naar polychloorbifenylen (PCB’s). Dat zijn stoffen die oorspronkelijk niet voorkomen in de natuur, en die niet makkelijk afbreken.”

Het gebruik van PCB’s is sinds de jaren tachtig verboden, maar de stoffen zijn intussen in het milieu beland –en daar raken ze niet snel meer uit. “Via algen komen ze in vissen terecht. En doordat bruinvissen die vissen eten, belanden ze ook in hun lichaam.”

Het KennisOnline magazine

Het KennisOnline magazine zet onderzoeksprojecten van Wageningen University & Research die gefinancierd zijn door het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit in de spotlight. In deze editie lees je hoe mini-orgaantjes mogelijk proefdieren kunnen vervangen, waarom natuurinclusief bouwen de standaard wordt, hoe smart farming helpt in de varkenshouderij, wat de grote impact is van de kleine bijenkastkever en hoe de burger naar de natuur kijkt.

Lees het magazine

Vorig jaar publiceerde Van den Heuvel de resultaten van vijftien jaar PCB-onderzoek. Ze ontdekte dat zwangere vrouwtjes hun PCB’s al via de placenta doorgeven aan hun ongeboren jong. Ook na de geboorte komen deze stoffen via de moedermelk in de pasgeboren bruinvis terecht. “PCB’s hopen zich vooral op in het lichaamsvet. Een moeder die melk geeft, spreekt haar vetreserves aan. Daardoor zie je een sterke overdracht van PCB’s van moeder naar jong.”

Infectieziekten

Terwijl jonge bruinvissen dus meteen PCB’s in hun lichaam krijgen, neemt het niveau van de stoffen in het lichaam van de moeder juist af. Maar volwassen mannetjes kunnen hun PCB’s niet kwijt. “Van alle bruinvissen hebben zij het hoogste gehalte in hun lichaam.”

Dan kun je je natuurlijk afvragen: hoe erg is dat? “We zien dat bruinvissen met veel PCB’s vaker infectieziekten hebben”, vertelt Van den Heuvel-Greve. “Dat betekent dat hun afweer verzwakt is. Het is moeilijk om te zeggen wat oorzaak en gevolg is. Maar we hebben sterke vermoedens dat deze stoffen niet goed zijn voor de bruinvis.”

Bruinvissen met veel PCB’s hebben vaker infectieziekten. Dat betekent dat hun afweer verzwakt is

En dat gaat nog maar over één groep industriële stoffen. De wetenschappers zijn nu gestart met een onderzoek naar PFAS, een andere stofgroep. “Dat is een actuele probleemstof, zoals bijvoorbeeld voor bouwgrond en in de Westerschelde. Omdat we deze stoffen nog steeds produceren en verwerken, kunnen we hier nog beleid op ontwikkelen.”

In de verschillende studies werkt WUR samen met onderzoekers van de Universiteit Utrecht. “Zodra een aangespoelde bruinvis is gevonden, wordt-ie naar Utrecht gebracht”, vertelt Mardik Leopold. “De veterinair pathologen daar doen de sectie: ze bepalen de doodsoorzaak en verzamelen allerlei gegevens. En ze snijden organen uit het karkas. Ik krijg de maag, Martine krijgt een stukje spek en lever. Daarmee gaan we aan de slag.”

Massasterfte

Dankzij hun jarenlange onderzoek kennen de biologen de bruinvis nu zo goed, dat een ongewone situatie meteen opvalt. Zoals vorig jaar in augustus, toen er in tien dagen tijd ineens tweehonderd bruinvissen aanspoelden op de Waddeneilanden. “Zoiets hadden we nog nooit gezien”, zegt Leopold. “We hadden allerlei theorieën: zijn ze verhongerd, zwaar belast met gifstoffen, allemaal aangevallen door een zeehond? Maar nee.”

- Helaas, uw cookie-instellingen zijn zodanig dat de video niet getoond kan worden - pas uw permissie voor cookies aan

De bruinvis is een beschermde diersoort, maar beschermen we hem eigenlijk wel als we letterlijk uit dezelfde zee vissen? Mardik Leopold, onderzoeker aan Wageningen University & Research, is in dit vraagstuk gedoken en kijkt naar wat het dieet van aangespoelde bruinvissen hem vertelt. (NL + EN ondertiteling beschikbaar)

Juist bij zo’n massasterfte is het belangrijk om te achterhalen waardoor de bruinvissen zijn overleden. “Bruinvissen gaan nu eenmaal dood, dat is de natuur. Maar het is niet de bedoeling dat ze sterven door menselijk handelen.”

Uiteindelijk vonden Utrechtse collega’s een bacterie in de weefsels van de zoogdieren. Leopold: “Die bacterie kenden we alleen van varkens, dus we dachten eerst dat iemand varkens in zee had gedumpt. Maar toen we verder zochten, bleek de bacterie ook voor te komen in de huid van sommige vissen. Deze massasterfte was wereldwijd uniek. Bruinvissen zwemmen niet in grote groepen, daarom gaan ze meestal individueel dood.”

Kers op de taart

Komende jaren hopen Leopold en Van den Heuvel-Greve hun kennis nog verder te verdiepen. “Dit onderzoek is enorm multidisciplinair”, zegt Leopold. “We leren veel van elkaars vakgebieden en van de samenwerking met veterinair pathologen. Neem de koppeling tussen vette vis en PCB’s. Vette vis eten is voor bruinvissen gezonder, maar zulke vis kan ook meer schadelijke stoffen bevatten. Staat er dan voor bruinvissen een ‘straf’ op het eten van voedzame vissen? En wat is het effect daarvan? Dat zou ik graag uitzoeken.”

Met de grote aantallen bruinvissen op het strand, hebben de biologen voorlopig genoeg werk. Van den Heuvel-Greve: “En als er een walvis aanspoelt, worden wij tegenwoordig ook gebeld. Dat zijn voor ons wel de kersen op de taart. De sectie van zo’n groot dier moet natuurlijk op het strand gebeuren, je kunt zo’n walvis niet vervoeren. Maar daar rukken we graag in weer en wind voor uit.”