Interview
Het gedrag van vissen rond kunstmatige riffen
Kunstmatige riffen kunnen de biodiversiteit in windmolenparken vergroten. Ze zijn namelijk een potentiële schuil- en voedselzoekplek voor allerlei zeedieren, zoals vissen en kreeften. Wageningen Marine Research doet er onderzoek naar, met onder meer zenders en camera’s.
Sinds 2020 liggen er vier voor de Nederlandse kust, bij het windpark Borssele: nette stapels van betonnen buizen, neergelegd door een hijskraan vanaf een groot schip. Ze vormen een proeftuin voor onderzoekers zoals Benoît Bergès van Wageningen Marine Research. Zij onderzoeken of dergelijke structuren, die ze kunstmatige riffen noemen, kunnen zorgen voor een plaatselijke boost van de biodiversiteit.
“Allerlei dieren blijken die buizen aantrekkelijk te vinden”, vertelt Bergès. “Ze vinden er bijvoorbeeld beschutting, omdat ze er onbereikbaar zijn voor visnetten. Zo ontwikkelt zich daar een heel ecosysteem, met onder meer vissen en kreeften die er voedsel vinden.” De riffen zijn een voorbeeld van actieve natuurontwikkeling zoals die in de toekomst kan plaatsvinden in en rond windmolenparken.
Zwemgedrag
Bergès en zijn collega’s voorzagen 45 jonge kabeljauwen van een klein akoestisch zendertje. Die zendertjes communiceren met geluidsontvangers die rond de riffen zijn geplaatst. Met deze zogeheten akoestische telemetrie kun je het zwemgedrag van vissen heel nauwkeurig volgen in ruimte en tijd. Kabeljauwen zijn redelijk plaatstrouw, zo licht hij toe, dus er is weinig kans dat ze meteen met hun zender uit beeld verdwijnen. Zeker weten doet hij dat nog niet, want de data zijn nog niet opgehaald: de ontvangers slaan de data op en geven die pas prijs als ze weer worden binnengehaald, in de loop van 2022.
“De zenders registeren de zwembewegingen, maar ook versnelling”, vertelt Bergès. “Als je het zwemgedrag vergelijkt met zwemgedrag in een omgeving zonder schuilplaatsen, dan kun je conclusies trekken over het verschil in bijvoorbeeld stress en energiebesteding. Onze hypothese is dat de vissen rustiger zijn en minder energie verspillen als ze toegang hebben tot schuilplaatsen. Dat kan gunstig zijn voor de voortplanting.”
Consortium
Wageningen Marine Research voert dit onderzoek uit samen met windenergiebedrijf Ørsted, het consortium Win-Wind (onderdeel van het Europese Horizon-2020-programma) en Stichting De Rijke Noordzee. “Dat is een NGO die onderzoekt op welke manieren windenergie op zee een bijdrage kan leveren aan de natuurkwaliteit op de Noordzee”, legt Bergès uit. “Bijvoorbeeld door het aanleggen van kunstmatige riffen.”
De kabeljauw is een sleutelsoort in het ecosysteem van de Noordzee. Kennis over het gedrag en de voorkeuren van deze soort kan veel vertelllen over het functioneren van het hele systeem. “Maar daarnaast onderzoeken we ook het gedrag van kreeften rond de kunstriffen”, vervolgt Bergès. “We hebben er een twaalftal gezenderd. Ook gebruiken we onderwatercamera’s en zogeheten environmental DNA-technieken om te onderzoeken wat er verder allemaal leeft rond de kunstriffen.”
Vissen tijdelijk verjagen
Een andere windparkgerelateerd onderzoek is het APELAFICA-project, betaald door NWO. Dat project inventariseert het effect van windmolenparken op vissen hoger in de waterkolom. Daarvoor gebruiken Bergès en zijn collega’s een vorm van sonar, waarmee ze visscholen in beeld brengen. “Zo onderzoeken we de grootte, samenstelling en het zwemgedrag van scholen in en rond windmolenparken”, vertelt hij. “Dit doen we niet alleen bij bestaande windparken, maar ook tijdens tijdens de bouw ervan.”
Dit onderzoek is niet alleen bedoeld om de invloed van windmolenparken op vissen in kaart te brengen, benadrukt Bergès. Het kan ook een directe toepassing hebben. Zo testen de onderzoekers de effectiviteit van de FaunaGuard, een apparaat waarmee je vissen kunt afschrikken. Je kunt ze dan tijdelijk uit een bepaald gebiedje verjagen als daar werkzaamheden gaat plaatsvinden. Bergès: “Ons onderzoek levert informatie op die kan helpen het ontwerp en het gebruik van zo’n apparaat te verbeteren.”