Publicaties

Omgevingsscenario’s in de Natuurverkenning 2010-2040 : achtergronddocument

Vader, J.; Dammers, E.

Samenvatting

De omgevingsscenario’s Hoog en Laag zijn ontwikkeld om te verkennen of de beleidsopgaven waarop de kijkrichtingen van de Natuurverkenning 2010-2040 een antwoord geven in de toekomst ook nog relevant zullen zijn en hoe groot zij dan kunnen zijn. Daarnaast geven zij inzicht in de mogelijkheden en beperkingen waarmee het beleid te maken kan krijgen en daarmee in de realiseerbaarheid van het beleid. De basis voor scenario Hoog wordt gevormd door een sterke internationale oriëntatie en veel marktwerking. Binnen de Europese Unie is er sprake van verdergaande economische en financiële integratie; het Europese natuur- en landbouwbeleid wordt juist minder ambitieus. Er is sprake van een stevige economische groei en een toename van de bevolkingsomvang. Het resultaat is dat de ruimte- en milieudruk in ons land sterk toeneemt. De basis voor scenario Laag betreft een focus op de eigen regio en op de collectieve sector. In Laag komt een verdere mondiale handelsliberalisatie niet van de grond en valt de wereld in een aantal handelsblokken uiteen. Het Europese beleid wordt sterker op duurzaamheid gericht. Bedrijven en burgers zijn vooral op de eigen regio en eveneens op duurzaamheid gericht. De economische groei is laag en de bevolking krimpt uiteindelijk. Als gevolg van deze ontwikkelingen neemt ruimtedruk nauwelijks toe en neemt de milieudruk af. Als de opgaven in de context van de omgevingsscenario’s worden geplaatst, blijven ze robuust. Het belang en de absolute omvang van de opgave kunnen wel verschuiven, afhankelijk van het omgevingsscenario. Tevens zitten er in de omgevingsscenario’s elementen die tegengesteld kunnen uitwerken op de omvang en het belang van een opgave. De realiseerbaarheid van de kijkrichtingen kan worden beïnvloed door de individuele en onderling samenhangende of elkaar juist elkaar tegenwerkende ontwikkelingen van de diverse drijvende krachten. In Hoog kan vooral de economische situatie een gunstige invloed hebben op de realiseerbaarheid van de kijkrichtingen. De ruimtedruk kan realiseerbaarheid van Inpasbare natuur vergroten, maar kan negatief uitwerken op de realiseerbaarheid van de andere drie kijkrichtingen. In dit scenario is er niet zoveel maatschappelijke en bestuurlijke aandacht voor collectieve goederen als natuur en milieu, wat de realisatie van Vitaal en Functioneel niet ten goede komt. In Laag is er juist wel maatschappelijke en politieke aandacht voor collectieve goederen als natuur en milieu en bieden ook het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid en de ruimtelijke invulling van klimaatadaptatie in veel gevallen kansen voor de realisatie van de kijkrichting Vitale, Functionele of Beleefbare natuur. Daarbij is het niet altijd vanzelfsprekend dat wat goed is voor Functioneel ook goed is voor bijvoorbeeld Beleefbaar. Denk daarbij aan klimaatadaptatiemaatregelen. Deze hoeven niet altijd te leiden tot beleefbare natuur. De economische situatie waarin scenario Laag zich bevindt, kan voor alle drie de scenario’s een negatieve uitwerking hebben op de realisatiekansen. De bestuurlijke en maatschappelijke context maakt de realisatie van Inpasbare natuur moeilijk. Uit de kwalitatieve toetsing blijkt dat beide mogelijke toekomstige omgevingen drijvende krachten bevatten die een positieve, kunnen hebben op de realisatiekansen van iedere kijkrichting, maar ook drijvende krachten die een negatieve uitwerking kunnen hebben. Belangrijk is om deze drijvende krachten te herkennen en er op een adequate manier op in te spelen.