Publicaties

De rol van transmissieroutes water en mest bij besmetting van groente en fruit productiesystemen met humaan pathogene bacteriën

van Overbeek, Leo; Lombaers, Carin; Meijer, Harold; Poleij, Leo; van der Zouwen, Paricia

Samenvatting

Mest en irrigatiewater worden gezien als belangrijke bronnen van besmetting voor plantenmet humaan pathogene bacteriën tijdens gewasteelten. Besmettingen van planten met humaanpathogene bacteriën is vooral relevant voor gewassen waarvan de oogstbare producten,waaronder bepaalde soorten groenten, bladgewassen, kruiden en fruit, vers worden geconsumeerd. Het doel van dit project was om de transmissieroutes van humaan pathogene bacteriën vanuit mest en irrigatiewater naar gewassen te volgen en daarbij aanbevelingen te doen richting praktijk om risico’s op besmettingen van oogstbare producten op individueel bedrijfsniveau beter te kunnen inschatten. In dit project zijn gegevens verzameld afkomstig van praktijkpercelen waarop (vers-consumeerbare) groenten en fruit worden geteeld en van veldproeven waarbij de transmissie van Escherichia coli en een geïntroduceerde E. coli stam als indicator bacterie via mest en irrigatiewater naar vers-consumeerbaar gewassen (sla en andijvie) werd gevolgd. Geïntegreerde gegevens uit alle experimenten gaven een overzicht over prevalenties en dichtheden van relevante humaan pathogene bacteriën, waaronder Shigatoxine-producerende E. coli (STEC), Salmonella enterica subspecies enterica (S.enterica), S. enterica serovar Typhimurium (S. Typhimurium) en Listeria monocytogenes ende E. coli indicator stam op kritieke punten (mest, bodem, rhizosfeer, water en planten) in de primaire plant productieketen. Relatief korte wachttijden van 45 tot 56 dagen tussen bemesting en oogst, zoals toegepast in experimenteel onderzoek, leidde tot prevalenties van 17 (achtergrond E. coli) en 10% (E. coli indicatorstam) in sla-rhizosfeer. Prevalenties en dichtheden van beide E. coli populaties in slakroppen waren laag en in de meeste gevallen niet gerelateerd aan toepassing van dierlijke meststoffen. Volledige overdracht van humaan pathogene bacteriën via de route van mest, bodem, rhizosfeer naar de (vers-) consumeerbare delen van de plant werd niet aangetoond bij de bedrijfsmonitoring en ook niet met behulp van de E. coli indicator stam, aangebracht in mest in 17 – 547 maal hogere dichtheden ten opzichte van de natuurlijk aanwezige E. coli. Het is daarmee aangetoond dat de aanbevolen wachttijd van 60 dagen in de GLOBALG.A.P. richtlijnen afdoende is om de kans op microbiële overdracht vanuit mest naar vers-consumeerbare delen van gewassen aanvaardbaar laag te houden. Verder kent de afname van E. coli, éénmalig aangebracht via irrigatiewater op het gewas (andijvie), een bimodaal verloop. Snelste (lineaire) afname vond plaats in de eerste drie dagen na irrigatie. Een belangrijke aanbeveling richting praktijk is om een interval periode van drie dagen aan te houden tussen irrigatie en oogst om daarmee 3risico’s op besmettingen van (vers) consumeerbare delen van gewassen met humaan pathogene bacteriën te reduceren