Publicaties

Kokkel- en Filipijnse tapijtschelpvleesvoorraad biedt geen verklaring voor de verdere afname van Scholeksteraantallen in de Oosterschelde : Studie naar de relatie tussen veranderingen in de scholeksterpopulatie en schommelingen in het schelpdierbestand over de periode 1992-2022

Grundlehner, Anne; Leopold, Mardik

Samenvatting

De afgelopen decennia heeft er een afname plaatsgevonden in het aantal scholeksters (Haematopus ostralegus) binnen het Oosterscheldegebied, tot onder het instandhoudingsdoel voor dit Natura 2000- gebied. Voor een van de primaire voedselbronnen van scholeksters in de Oosterschelde, de kokkel (Cerastoderma edule), geldt een voedselreserveringsbeleid om kokkelvisserij te limiteren in jaren met een laag kokkelbestand. Sinds een aantal jaren is de Filipijnse tapijtschelp (Ruditapues philippinarum) in de Oosterschelde sterk in biomassa toegenomen, en deze soort bezet eenzelfde niche als de kokkel. Voor de scholekster lijken beide soorten schelpdieren uitwisselbaar als voedselbron, dus het lijkt voor de hand te liggen om voortaan beide soorten mee te nemen in de voedselreservering. In dit onderzoek is relatie tussen temporele veranderingen in de scholeksterpopulatie in het Oosterscheldegebied en de beschikbare hoeveelheid voedsel (beide genoemde soorten schelpdieren) geanalyseerd. Dit is gedaan op basis van vogeltellingen en schelpdiermonitoringsdata, gedurende de periode 1992-2022. Het verband tussen de hoeveelheid kokkel- en tapijtschelpvlees en veranderingen in het aantal scholeksters is in deze studie bestudeerd met behulp van regressie analyse. We hebben hierbij onderscheid gemaakt tussen vier deelgebieden waar subpopulaties van scholeksters verblijven en de relatie met de voedselvoorziening over de hele Oosterschelderegio onderzocht. De voorraad kokkelvlees bleef in de bestudeerde periode met grote regelmaat onder het gestelde minimum. Op basis van de beschikbare data is er geen relatie gevonden tussen de jaarlijkse fluctuaties in de hoeveelheid kokkels en/of en de jaarlijkse veranderingen in het aantal scholeksters. Ook een eventueel vertragings-effect van 1-3 jaar in scholeksteraantallen na schaarse voedseljaren werd niet gevonden. Op basis van de beschikbare data en eerdere studies is het aannemelijk dat er al vele jaren lang een structureel, breed voedseltekort (niet alleen een tekort aan kokkels) heerst in de Oosterschelde. Dit zou zowel de langjarige afname in de vogelaantallen kunnen verklaren, alsook het ontbreken van een directe relatie tussen deze aantallen en de hoeveelheid kokkels en tapijtschelpen. Indien de voedselvoorraad altijd te laag is voor de aantallen vogels die hier vanwege de instandhoudingsdoelstelling zouden moeten verblijven, dan is het systeem simpelweg op weg naar een nieuw evenwicht. Ten behoeve van het herstel van de scholeksterpopulatie is het om deze redenen aan te raden de totale hoeveelheid gereserveerd voedsel te verhogen door de 150 kg kokkelvlees per scholekster aan te vullen met andere primaire voedselbronnen van de vogelsoort. Mogelijk zou het meenemen van mosselen in het reserveringsbeleid een uitkomst bieden. Tapijtschelpen zouden, in diverse scenario’s de “redding” van de scholekster kunnen zijn, maar voor een herstel tot op het gewenste niveau van de instandhoudingsdoelstelling is vermoedelijk nog een zeer aanzienlijke toename van het bestand noodzakelijk, die zal worden verstoord als deze soort bevist gaat worden.