Publicaties

Gebiedspilot KPI-K en het Markemodel in de Achterhoek

Bonekamp, G.; Gielen, J.; Holster, H.C.; Ruesen, Y.

Samenvatting

Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een aantal partijen gevraagd om samen een systematiek van Kritieke Prestatie Indicatoren (KPI) te ontwikkelen voor kringlooplandbouw (KPI-K). Om hiermee ervaringen op te doen en draagvlak te creëren zijn er gebiedspilots opgezet, waarvan een in de Achterhoek. In de Achterhoek wordt met het Markemodel al gewerkt aan de ontwikkeling van een regionaal netwerksturingsmodel voor een toekomstbestendige landbouw. De doelen van deze gebiedspilot waren 1) om de set van indicatoren van het landelijke KPI-K project te vergelijken met de negen kengetallen uit het Markemodel en 2) om bij te dragen aan de ontwikkeling van een KPI-waterkwantiteit. De indicatoren van beide sets zijn berekend en vergeleken voor de 35 boeren die zijn aangesloten bij het Markemodel. Daarbij is gebruik gemaakt van data uit de KringloopWijzer, de Milieumeetlat en gedane inventarisaties van natuur- en landschapselementen. Deze vergelijking laat zien dat de twee sets van indicatoren sterk overeenkomen voor zowel de thema’s als gekozen indicatoren. Voor de indicatoren in het thema Nutriënten (stikstof, ammoniak en fosfaat) overlappen de twee sets volledig. Binnen het thema Klimaat & Circulariteit zijn er enkele verschillen, binnen KPI-K worden de broeikasgasemissies zowel per hectare als per kilogram meetmelk berekend, terwijl deze binnen het Markemodel alleen per kilogram meetmelk meegenomen wordt. Daarnaast wordt voor de indicator Percentage eiwit van eigen land binnen het Markemodel de buurtaankoop meegenomen terwijl dit in de KPI-K set niet gedaan wordt. Hierdoor scoren de boeren voor deze indicator hoger in het Markemodel. Binnen het thema Bodem & Water is er verschil bij de indicator Gewasbeschermingsmiddelen. Beiden worden uitgedrukt in milieubelastingspunten (MBP) volgens de Milieumeetlat, bij KPI-K wordt additioneel het aantal overschrijdingen > 100 MBP meegeteld. Het effect van dit verschil is echter moeilijk te duiden omdat de aanvulling niet cumulatief meetelt. Daarnaast worden het aandeel blijvend grasland en de organische stof balans binnen KPI-K onder dit thema meegenomen. Bij het Markemodel is hier niet voor gekozen omdat zij nog meer in willen zetten op doelsturing, waarbij de veehouder zelf het middel mag kiezen. Binnen het thema Biodiversiteit & Landschap zit het grootste verschil tussen de twee sets in de invulling van de KPI Gewasdiversiteit. Binnen KPI-K wordt enkel gekeken naar de diversificatie van grasland, met percentage kruidenrijk grasland als indicator. Binnen het Markemodel wordt juist naar de gehele diversiteit op een bedrijf gekeken, met het aantal verschillende gewassen als indicator. Naast de vergelijking van de twee huidige sets van indicatoren en kengetallen, is er ook aandacht geweest voor de ontwikkeling van (nieuwe) indicatoren. In twee werksessies met Markemodel-boeren is er aandacht besteed aan de indicatoren die vallen binnen Biodiversiteit & Landschap en voor de indicator Waterkwantiteit. Voor Biodiversiteit en landschap is er gesproken over hoe de KPI Gewasdiversiteit in te vullen, de mogelijkheid tot het (lokaal / regionaal) uitsluiten van landelijke BBM-pakketten en op welke manier boeren ondersteund kunnen worden bij het maken van een goede keuze voor BBM-pakketten als invulling van de KPI’s. De belangrijkste uitkomst was dat indicator Gewasdiversiteit (in de Achterhoek) ook op het niet-gras gedeelte van het bedrijf toegepast kan worden door verschillende gewasgroepen in te wegen in de indicator. Voor Waterkwantiteit is er met de deelnemers gesproken over hoe waterkwantiteit in doelsturing kan worden ingepast. Een indicator op basis van het waterbalansmodel is kansrijk. Achterliggende redenering is dat andere gewaskeuzes de waterafhankelijkheid en de noodzaak van beregenen verkleint. Een veehouder heeft direct invloed op deze KPI, hetgeen voor doelsturing essentieel is. Vooralsnog is de KPI waterkwantiteit en het waterbalansmodel nog onvoldoende ontwikkeld voor toepassing. Wat betreft KPI-systematiek, leert de ervaring van het Markemodel dat draagvlak en vertrouwen onder de gebruikers heel belangrijk is voor een succesvolle toepassing. Dialogen met gebruikers en afstemming van regionale doelstellingen spelen kunnen dat bevorderen. Binnen het Markemodel wordt gewerkt met een zo beperkt mogelijk aantal KPI’s en is er 100% sturing op doelen, niet op de maatregelen. Zo blijft het overzichtelijk voor de boer en kan hij/zij lange-termijnplannen maken voor praktische maatregelen. Ingegraal georiënteerde adviseurs kunnen de veehouder hierbij goed helpen, zo is gebleken, bijvoorbeeld via studiegroepen en individuele ondersteuning. Vanuit deze pilotstudie worden de volgende punten aanbevolen: • Werk met een zo beperkt mogelijke set van KPI’s • Herzie het overzicht en governance van de BBM-pakketten • Benader de KPI Gewasdiversiteit breder dan grasland • Pas regionale differentiatie toe, voornamelijk voor de KPI Groenblauwe dooradering • Gebruik de Achterhoekse regio en praktijk voor de doorontwikkeling van de KPI Waterkwantiteit • Gebruik ook de Achterhoek, en de praktijk van de ontwikkeling van het Markemodel in het bijzonder, om te leren van het dialoogproces tussen boeren en vragende en eisende partijen om te komen tot een gedragen systematiek voor beloning op basis van doelsturing in lerende netwerken en gemeenschappen